Home

Gerechtshof Amsterdam, 09-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2341, 21/01826

Gerechtshof Amsterdam, 09-08-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2341, 21/01826

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
9 augustus 2022
Datum publicatie
24 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2341
Zaaknummer
21/01826
Relevante informatie
Art. 17 lid 2 WOZ, Art. 40a WOZ, Art. 6:17 Awb, Art. 7:4 Awb

Inhoudsindicatie

WOZ. De heffingsambtenaar verstrekt het taxatieverslag in de bezwaarfase. Het Hof verwerpt de grief van belanghebbende dat de heffingsambtenaar zijn verplichtingen ingevolge artikel 6:17 Awb, artikel 7:4 Awb en artikel 40, lid 2, Wet WOZ niet is nagekomen. Verwijzing naar ECLI:NL:GHAMS:2022:1433. De waarde van de woning is niet te hoog vastgesteld.

Uitspraak

kenmerk 21/01826

9 augustus 2022

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: [A] ),

tegen de uitspraak van 12 november 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/5639 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Stede Broec, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking, gedagtekend 29 februari 2020, krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak (hierna: de WOZ-waarde) [A-straat] 53 te [Z] (hierna: onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 209.000. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerende zaakbelasting 2020 (OZB) bekendgemaakt.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 9 september 2020, de waarde en de aanslag OZB gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 12 november 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij de griffie van het Hof ingekomen bij faxbericht van 16 december 2021, en nader aangevuld bij faxbericht van 10 januari 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van de zijde van belanghebbende is bij de griffie van het Hof op 25 april 2022 een nader stuk ingekomen. Hiervan is een kopie aan de wederpartij gezonden.

1.6.

Van de zijde van de heffingsambtenaar is bij de griffie van het Hof op 23 juni 2022 een nader stuk ingekomen. Hiervan is een kopie aan de wederpartij gezonden.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.

2.2.

Belanghebbende is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een rijwoning en gebouwd in 1976. De inhoud van de onroerende zaak is 356 m³ en de oppervlakte van het perceel is 197 m².

2.2.

Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde van € 209.000 heeft de heffingsambtenaar in bezwaar een taxatieverslag Woning aan belanghebbende verstrekt. In de beroepsfase heeft de heffingsambtenaar ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde een waardematrix overgelegd. In laatstgenoemde matrix staan de gegevens van drie vergelijkingsobjecten vermeld ( [B-straat] 27, [B-straat] 9 en [A-straat] 5), alle rijwoningen gelegen te [Z] .

2.3.

Bij brief van 3 maart 2020 heeft de gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 vermelde beschikking en aanslag. In het bezwaarschrift heeft de gemachtigde onder meer het volgende geschreven:

“Op basis van informatie door mijn opdrachtgever verstrekt en een quick-scan kan de WOZ-waarde voor [de onroerende zaak] niet hoger zijn dan € 163.000,00. (…) Om de WOZ-waarde en de opgelegde aanslag nader te controleren verzoek ik u ons uiterlijk binnen twee weken het taxatieverslag toe te sturen via taxatieverslagen@previcus.nl. (…)

Graag willen wij gehoord worden zoals bepaald in de Algemene Wet Bestuursrecht. (…)

Ik verzoek u, bij niet volledig tegemoetkoming aan het bezwaar de opbouw en een controleerbare onderbouwing van de kavelwaarde, de zogenoemde grondstaffel, op basis van recente uitspraken van de rechtbank Oost Brabant (ECLI:Nl:RBOBR:2018:357) en de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2017:1051) tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te overleggen.

Ik verzoek u, de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren, alsmede de manier waarop u de verschillen hebt verdisconteerd, van het onderhavige object en van de door u opgevoerde vergelijkingsobjecten tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te verstrekken.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld.

3.2.

De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld, belanghebbende concludeert in hoger beroep nader tot een waarde van € 200.000.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing