Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:881, 20/00779

Gerechtshof Amsterdam, 22-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:881, 20/00779

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 maart 2022
Datum publicatie
30 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:881
Formele relaties
Zaaknummer
20/00779
Relevante informatie
Wet waardering onroerende zaken [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 17, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 1

Inhoudsindicatie

WOZ: de waarde van de woning is niet te hoog vastgesteld. Fiscaal procesrecht: geen sprake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

Kenmerk 20/00779

22 maart 2022

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 19/4107 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar en de ontvanger van de gemeente Bergen,

de heffingsambtenaar en de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag onroerendezaakbelastingen (hierna ook: OZB), een aanslag afvalstoffenheffing en een aanslag rioolheffing voor het jaar 2018 opgelegd.

Tevens is op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde (hierna: WOZ-waarde) van de onroerende zaak bekend als [adres 1] te [Z] (hierna: de Woning) op de waardepeildatum 1 januari 2017 voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 360.000 (hierna: de WOZ-beschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen zowel de aanslagen als de WOZ-beschikking. Deze bezwaren zijn ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen op 19 augustus 2019 beroep ingesteld.

1.4.

De ontvanger heeft wegens het uitblijven van de betaling van de genoemde aanslagen bij aanmaning van 27 juli 2019 een bedrag van € 16 aan kosten aan belanghebbende in rekening gebracht (hierna: eerste aanmaning). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de eerste aanmaning. Het bezwaar is op 21 augustus 2019 gegrond verklaard en de eerste aanmaning is vernietigd, er is geen vergoeding van kosten van bezwaar toegekend.

1.5.

De ontvanger heeft wegens het uitblijven van de betaling van de aanslag bij aanmaning van 16 november 2019 een bedrag van € 16 aan kosten aan belanghebbende in rekening gebracht (hierna: tweede aanmaning). Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de tweede aanmaning. Het bezwaar is op 3 juli 2020 gegrond verklaard en de tweede aanmaning is eveneens vernietigd, er is geen vergoeding van kosten van bezwaar toegekend.

1.6.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 12 november 2020 als volgt op het beroep beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar (ook) als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep tegen de WOZ-beschikking ongegrond;

- verklaart de beroepen tegen de aanslag (of aanslagen), tegen de eerste aanmaning en tegen de tweede aanmaning gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar, behoudens de beslissingen over de WOZ-waarde en de kosten van bezwaar;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van de uitspraken op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 19,84, en

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.”

1.7.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 december 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Van belanghebbende zijn vervolgens op 22 juli 2021 en 17 februari 2022 nadere stukken ontvangen.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. De woning is een vrijstaande woning met inpandige garage uit het bouwjaar 1974. Het perceel heeft een oppervlakte van 490 m².

2. In een procedure over de waardering van de woning voor het jaar 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2019:5024) heeft het Gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat de inhoud van de woning 509,60 m³ bedraagt. Samen met een in aanmerking genomen inhoud voor de garage van 170 m³ heeft dit geleid tot een door het gerechtshof in goede justitie vastgestelde waarde van de woning van € 336.000 op waardepeildatum 1 januari 2015.

3. De heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag ingebracht dat ziet op de waardering van de woning op waardepeildatum 1 januari 2017. Op dat taxatieverslag is vermeld dat de woning een inhoud 651 m³ heeft en dat de garage een inhoud van 100 m³ heeft. De woning wordt in dat taxatieverslag vergeleken met de volgende drie woningen in [Z] :

adres

perceel(m²)

inhoud woning (m³)

Inhoud aan-/bijbouw (m³)

verkoopdatum

verkoopprijs

[adres 2]

544

370

155

1 maart 2017

€ 474.000

[adres 3]

487

450

onbekend(opp. 40 m²)

1 maart 2017

€ 405.000

[adres 4]

778

421

onbekend(opp. 26 m²)

3 augustus 2016

€ 415.000

Nu de hiervoor vermelde feiten (voor zover het Hof begrijpt) door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de WOZ-waarde van de Woning niet te hoog is vastgesteld. Voorts is net als bij de rechtbank in geschil in hoeverre belanghebbende recht heeft op vergoeding van (proces)kosten.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal. Het Hof merkt in dit verband op dat het belanghebbende ter zitting er op heeft gewezen dat de van hem afkomstige stukken weinig of niet toegankelijk zijn, en ook de toelichting ter zitting niet altijd (voldoende) duidelijk was.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 6. Kosten

7 Beslissing