Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:922, 21/00166

Gerechtshof Amsterdam, 20-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:922, 21/00166

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 januari 2022
Datum publicatie
30 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:922
Zaaknummer
21/00166

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; art. 7 Wet OB; zuivere of moeiende houdster?

Uitspraak

kenmerk 21/00166

20 januari 2022

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst

de inspecteur,

tegen de uitspraak van 28 december 2020 in de zaak met kenmerk HAA 19/803 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 25 maart 2017 aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 237.202 over het jaar 2015 opgelegd. Daarbij is een boete van € 5.278 opgelegd en € 12.070 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 20 december 2018 de naheffingsaanslag en vorenbedoelde beschikkingen gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 28 december 2020 als volgt beslist (belanghebbende en de inspecteur zijn in die uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ en ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking belastingrente;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 9 februari 2021 hoger beroep bij het Hof ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De inspecteur heeft bij brief van 8 december 2021 een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres is opgericht in 2012. Aandeelhouders van eiseres zijn [A] U.A. (55.5%), [B] N.V. (22.25%) en [C] (22.25%).

2. De directie van eiseres wordt gevoerd door [D] B.V.. Eiseres is tevens gevestigd op het adres van [D] . Eiseres heeft geen personeel in loondienst.

3. Op 18 december 2014 heeft eiseres aandelen verworven in de [xxx] verzekeringsmaatschappij [E] A.S. (ook bekend als [e] A.S.; hierna: [E] ).

4. Ingevolge tussen de aandeelhouders van eiseres gemaakte afspraken mocht [A] U.A. twee commissarissen in de raad van commissarissen van eiseres benoemen, en [B] N.V. en [C] ieder één.

5. Op 19 december 2014 zijn de heren Peter [1] (woonachtig in [xxx]) en [2] (woonachtig in het [xxx]) namens [A] U.A. aangesteld als commissaris bij eiseres. Daarnaast zijn [3] en [4] namens de beide andere aandeelhouders als commissaris van eiseres benoemd. De commissarissen hebben geen vergoeding voor dit commissariaat ontvangen.

6. [1] houdt indirect een belang in [A] U.A. Hij heeft een arbeidsovereenkomst gesloten met vennootschap [F] Ltd. dat onderdeel is van de groep waartoe ook [A] U.A. behoort. [2] verricht via een consultancyovereenkomst gesloten tussen de vennootschappen [xxx] Ltd., waarvan [2] directeur is, en [G] Ltd, die ook tot die groep behoort, werkzaamheden binnen die groep.

7. Tot de gedingstukken behoren notulen van vergaderingen van de Raad van Commissarissen van eiseres van 10 februari 2015, 15 maart 2015, 1 mei 2015 en 3 september 2015 waarbij alle commissarissen aanwezig waren en de performance, activiteiten en kapitaalversterking van [E] besproken zijn.

8. Eiseres heeft op 5 augustus 2015 een “Agreement for Services” gesloten met [E] op grond waarvan zij de volgende prestaties levert aan [E] :

- Directievoering;

- Managementondersteuning; en

- Advisering

9. Op 12 oktober 2015 is eiseres een overeenkomst aangegaan met [G] Ltd. Hierin is het volgende vermeld:

“This is to confirm the terms of our mutual understanding and agreement between us, [G] Limited, and you, [X] B. V. in regard to the provision of services to [X] relating to its subsidiary, [e] AS. The Provider ( [G] has been asked to provide:

- Two or more Directors for the [e] board, subject to their first being appointed in a general assembly of [e] ,

- Monitors to undertake monitoring and supervision on behalf of [X] BV,

and

- Consultants to provide consultancy services to [e] .”

10. Eiseres heeft verweerder op 24 september 2015 verzocht om haar te registreren als ondernemer voor de omzetbelasting.

11. In 2014 en 2015 heeft eiseres diensten afgenomen, samenhangend met de aankoop van [E] door eiseres, van niet in Nederland gevestigde ondernemers voor de volgende bedragen:

Bedrag in Euro

[G] Ltd. Jersey , 2 november 2015 USD 24.408,38 22.125,07

[G] Ltd. Jersey , 29 januari 2015 USD 288.521,65 254.990,41

[H] , 30 april 2015 USD 25.994,50 23.178,33

[H] , 23 januari 2015 USD 925.249,70 826.263,35

Share Plan Partners, Ver. Koninkrijk, 23 december 2015 GBP 3.250 2.977,28

12. Eiseres heeft op 25 februari 2016 een startersaangifte omzetbelasting ingediend over de periode 28 februari 2014 tot en met 31 december 2015. Eiseres heeft verzocht om een teruggaaf van € 2.291. Voorts heeft eiseres een bedrag van € 240.516 verlegde btw aangegeven. Deze btw is vervolgens volledig door eiseres in aftrek gebracht.

13. Op 26 februari 2016 heeft verweerder een vragenbrief aan eiseres gestuurd met het verzoek om de aangifte te onderbouwen. Hierop heeft eiseres per e-mail van 1 maart 2016 gereageerd.

14. Eiseres heeft in de periode tot 30 juni 2016 de navolgende facturen aan [E] gestuurd, welke [E] heeft voldaan:

10 februari 2016: USD 28.492,11

1 april 2016: USD 10.728,19

15 juni 2016: USD 8.595,15

De eerstgenoemde factuur bevat de vermelding “reimbursable expenses during the period 18 december 2014 – 31 december 2015”, de beide andere facturen de vermelding “Director Fees” waarbij op alle facturen wordt verwezen naar voormelde “Agreement for Services”.

15. Verweerder heeft met dagtekening 25 maart 2017 de onderhavige naheffingsaanslag aan eiseres opgelegd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.

2.3.

Tot de gedingstukken in hoger beroep behoren door de inspecteur overgelegde geconsolideerde jaarstukken 2015 van belanghebbende. Deze jaarstukken luiden onder andere als volgt:

‘NOTE 1 – GENERAL INFORMATION

(…)

[Belanghebbende] is a Dutch holding company founded by [A] , [C] and [B] with the sole aim of acquiring and holding the shares of its subsidiary which operates in the non-life insurance sector in [xxx] focusing on motor own damage (casco), motor third party liability, general liability, fire, general losses and marine lines. (…)”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of belanghebbende ondernemer is als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (wet OB).

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing