Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-02-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:926, 21/00043

Gerechtshof Amsterdam, 08-02-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:926, 21/00043

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 februari 2022
Datum publicatie
13 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:926
Formele relaties
Zaaknummer
21/00043

Inhoudsindicatie

WOZ woning; kostenvergoeding.

Uitspraak

kenmerk 21/00043

8 februari 2022

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: A. Oosters

tegen de uitspraak van 26 november 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/691 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar de gemeente Uitgeest, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende

zaken (hierna: Wet WOZ) genomen beschikking met dagtekening 28 februari 2019 de waarde (hierna: WOZ-waarde) van de onroerende zaak [A straat] 63 te [plaats] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 564.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen 2019 bekend gemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak van 28 maart

2019 niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft in haar

uitspraak van 26 november 2020 als volgt beslist.

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- verklaart het bezwaar van eiser tegen de beschikking van verweerder van 28 februari 2019 ongegrond;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser voor de beroepsfase tot een bedrag van € 262,50;

- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft op 14 januari 2021 tegen de uitspraak van de rechtbank hoger

beroep bij het Hof ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiser is eigenaar van de woning.

2. De woning is gebouwd in 1996 en betreft een vrijstaande woning met een carport en een opbouw op de garage en drie dakkapellen. De inhoud van de woning is tezamen met de aanbouw ongeveer 599 m³. De oppervlakte van het perceel is 385 m².”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing