Home

Gerechtshof Amsterdam, 12-01-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:109, 21/00373 t/m 21/00377

Gerechtshof Amsterdam, 12-01-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:109, 21/00373 t/m 21/00377

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
12 januari 2023
Datum publicatie
7 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:109
Zaaknummer
21/00373 t/m 21/00377
Relevante informatie
Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post b.11 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslagen omzetbelasting.

Het Park Sleep Fly (PSF)-arrangement dat belanghebbende aanbiedt, is geen ondeelbare economische prestatie waarvan splitsing kunstmatig is, er zijn in dat arrangement diverse, afzonderlijk in aanmerking te nemen diensten te onderkennen

Het toedelen van de totaalprijs voor het PSF-arrangement moet volgens de marktwaardemethode geschieden. De inspecteur heeft niet een te hoog deel van de omzet uit de PSF-arrangementen als vergoeding voor het parkeren in aanmerking genomen. De vergoeding vermeerderd met omzetbelasting voor de parkeerdienst in het PSF-arrangement kan i.c. niet minder zijn dan € 40. Het aannemen van een vergoeding inclusief omzetbelasting voor het parkeren van minder dan € 40 impliceert een vergoeding voor de hotelovernachting van meer dan de kamerprijs zonder het PSF-arrangement, of van meer dan de marktwaarde van een overnachting. Dat komt niet overeen met de commerciële realiteit en kan dan ook niet worden aanvaard. De in hoger beroep door belanghebbende overgelegde kostprijsberekeningen leiden niet tot een ander oordeel.

Uitspraak

kenmerken 21/00373 tot en met 21/00377

12 januari 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 13 april 2021 in de zaken met kenmerken HAA 19/2458 tot en met HAA 19/2461 en HAA 19/2463 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in de gedingen tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

alsmede

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 31 juli 2018 vijf naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd en daarbij belastingrente in rekening gebracht:

kenmerk

tijdvak

nageheven belasting

belastingrente

21/00373

2012

€ 53.629

€ 11.390

21/00374

2013

€ 39.705

€ 7.241

21/00375

2014

€ 52.366

€ 7.587

21/00376

2015

€ 54.229

€ 5.688

21/00377

2016

€ 71.895

€ 4.665

1.2.

De inspecteur heeft bij – in één geschrift vervatte – uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het hoger beroep van belanghebbende is bij de griffie van het Hof ingekomen op 27 mei 2021 en aangevuld bij brief van 23 juni 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een nader stuk met dagtekening 30 november 2022 ingediend. Een afschrift daarvan is aan de inspecteur gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende exploiteert een hotel met 625 hotelkamers, diverse zalen, een zwembad, een restaurant en een besloten parkeerterrein. Het hotel is gelegen aan de [A-straat] nabij de luchthaven [luchthaven] .

2.2.

Een boeking van een kamer in het hotel van belanghebbende geeft mede het recht een auto op het besloten parkeerterrein van het hotel te parkeren op de dag van aankomst in het hotel en op de dag van vertrek. Alle gasten mogen ook zonder bijbetaling gebruikmaken van een shuttlebus die belanghebbende van 5:00 uur tot 24:00 uur frequent tussen het hotel en de luchthaven [luchthaven] laat rijden (het standaardarrangement).

2.3.

Klanten kunnen ook het zogeheten Park-Sleep-Fly-arrangement (PSF-arrangement) bij belanghebbende boeken. Dit arrangement geeft naast logies en hetgeen in 2.2 is vermeld, het recht om een auto na de dag van uitchecken uit het hotel nog 29 dagen te laten staan op het besloten parkeerterrein (de langparkerendienst).

2.4.

Belanghebbende biedt het PSF-arrangement tegen één totaalprijs aan. Deze prijs is € 40 hoger dan de prijs die belanghebbende rekent voor een standaardarrangement (kamer in het hotel voor één nacht als het PSF-arrangement niet wordt geboekt).

2.5.

Belanghebbende heeft over alle in haar administratie geregistreerde omzet uit parkeren omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief van 6 percent. Vrijwel die hele omzet houdt met de PSF-arrangementen verband; een deel van de ontvangen vergoedingen daarvoor heeft belanghebbende als ‘omzet parkeren’ geboekt. Voor het overige vloeit die omzet voort uit vergoedingen die aan niet-gasten in rekening zijn gebracht voor parkeren op het besloten parkeerterrein, tegen € 2,50 per uur, hetgeen sporadisch voorkomt.

2.6.

De inspecteur heeft zich in het kader van een boekenonderzoek op het standpunt gesteld dat belanghebbende over haar ‘omzet parkeren’ omzetbelasting naar het algemene tarief van 21% is verschuldigd, behalve voor zover die omzet kan worden toegerekend aan het vervoer met de shuttlebus van gasten die het PSF-arrangement hebben geboekt. Op € 29.003 in 2012 en € 2.073 in 2016 na, komt de nageheven belasting overeen met de uit dit standpunt voortvloeiende correctie als vermeld in het controlerapport van bedoeld boekenonderzoek.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep bestrijdt belanghebbende opnieuw primair dat een afzonderlijke, naar het algemene tarief van 21% belaste parkeerdienst onderdeel is van het PSF-arrangement, en dat de gehele PSF-omzet tegen het verlaagde tarief moet worden belast als het verstrekken van logies binnen het horecabedrijf. Subsidiair voert zij aan dat de inspecteur een te groot deel van de met het PSF-arrangement gerealiseerde omzet aan het parkeren heeft toegerekend. De andere correcties (in 2012 en 2016) bestrijdt belanghebbende niet.

3.2.

De inspecteur heeft in hoger beroep aangevoerd dat de naheffingsaanslagen eerder te laag dan te hoog zijn vastgesteld. Als het PSF-arrangement één ondeelbare dienst is, dan betreft het een dienst sui generis die is belast naar het algemene tarief van 21%, en anders moet de gehele meerprijs van € 40 van het PSF-arrangement worden beschouwd als betaald voor een langparkerendienst die – wederom – naar het algemene tarief van 21% is belast. Dat bij de berekening van de correctie op de meerprijs van € 40 een afslag is verleend voor het shuttlevervoer is, aldus de inspecteur, te beschouwen als een vergissing in het voordeel van belanghebbende.

3.3.

Voor het overige wordt verwezen naar de van partijen afkomstige stukken en het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Proceskosten en griffierecht

7 Beslissing