Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1992, 21/01843

Gerechtshof Amsterdam, 11-07-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1992, 21/01843

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 juli 2023
Datum publicatie
27 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1992
Formele relaties
Zaaknummer
21/01843
Relevante informatie
Art. 52 AWR, Art. 20 AWR, Art. 4:17 Awb, Art. 4:18 Awb

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag OB is terecht en naar het juiste bedrag opgelegd.

Uitspraak

kenmerk 21/01843

11 juli 2023

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 8 november 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/898 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting voor het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 opgelegd en daarbij een beschikking gegeven tot het in rekening brengen van belastingrente.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de rentebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 8 november 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft deze uitspraak hoger beroep ingesteld, de inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiser is geboren in 1953 en werkzaam als advocaat. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. Op basis van de tijdens dit onderzoek opgedane bevindingen heeft verweerder, ter behoud van rechten, met dagtekening 24 december 2013 de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd. De naheffingsaanslag bedraagt € 3.780 en bij het opleggen daarvan is bij beschikking € 530 belastingrente in rekening gebracht.

2. Per brief van 4 februari 2014, bij verweerder ontvangen op 5 februari 2014, heeft eiser tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking bezwaar gemaakt. Per brief van 5 februari 2014 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij de behandeling van het bezwaar zal aanhouden totdat het onderzoek zou zijn afgerond.

3. Op basis van de bij het boekenonderzoek opgedane bevindingen heeft verweerder eiser met dagtekening 26 maart 2014 een informatiebeschikking gegeven. In deze informatiebeschikking is onder meer het volgende vermeld:

“In het kader van het boekenonderzoek bij u betreffende de aangiften:

- Inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2010:

- Omzetbelasting over de periode 2008 tot en met 2010.

is gebleken dat u zich op onderdelen niet gehouden hebt aan de administratieplicht. De bepalingen op dit gebied in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr). Deze bepalingen bevatten kwaliteitseisen welke aan een administratie gesteld worden ten behoeve van de belastingheffing.

Ik ben van mening dat uw administratie niet aan de wettelijke normen voldoet:

(...)

De onderliggende stukken zijn niet geordend maar bestaan uit een stapel aan elkaar geniete bonnen. Belastingplichtige is op 6 november 2013 verzocht een binnen redelijke termijn een controleerbare administratie aan te bieden. Hier is geen gehoor aangegeven. Derhalve is op 20-02-2014 een rappel verstuurd. Ook hierop is niet gereageerd

(...)

U kunt er naar aanleiding van deze beschikking voor kiezen alsnog de gevraagde informatie te verstrekken. In dat geval verzoek ik u met mij contact op te nemen om een termijn daarvoor af te spreken.”

4. Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft eiser zijn administratie opnieuw opgezet. Per brief van 6 mei 2014 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. In dit bezwaarschrift schrijft eiser onder meer het volgende:

“De gronden van het primaire verzoek zijn, dat op 19 maart j.l. de nieuwe boekhouding over 2008 in excel-bestand naar u is toegezonden, maar daarop heeft u nog niet gereageerd. Desondanks zijn wij thans bezig met de nieuwe boekhouding over 2009. (...)

(...)

Bovendien is de (oude) word-boekhouding in de afgelopen 30 jaar een aantal keren door uw belastingdienst goedgekeurd, o.a. tijdens twee eerdere boekcontroles. (...). Derhalve dient die word-boekhouding als juist te worden beoordeeld. Uw verzoek van dit jaar om die word-boekhouding om te zetten in een excel-boekhouding heb ik slechts uit coulance opgevolgd, maar dit kost mij wel heel veel tijd naast mijn gewone werkzaamheden. Uiteraard kan deze coulance niet worden beschouwd als een erkenning van een ondeugdelijke boekhouding. Derhalve verzoek ik uw beschikking te vernietigen, met vergoeding van mijn kosten.”

5. Bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2014 heeft verweerder het bezwaar tegen de informatiebeschikking afgewezen. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Op 17 maart 2017 heeft de rechtbank uitspraak gedaan en de informatiebeschikking vernietigd.

6. Tegen de uitspraak van de rechtbank van 17 maart 2017 heeft verweerder hoger beroep en heeft eiser incidenteel hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 5 juni 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam (het Hof) de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de informatiebeschikking vernietigd voor zover die betrekking had op de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2010 en voor het overige in stand gelaten. Eiser heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 13 september 2019 heeft de Hoge Raad dit beroep ongegrond verklaard.

7. Per brief van 25 november 2019 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij het bezwaar tegen de onderhavige naheffingsaanslag zal afwijzen omdat naar zijn mening de naheffingsaanslag op een te laag bedrag was vastgesteld.

8. Op 10 januari 2020 heeft verweerder het definitieve rapport van het boekenonderzoek (het controlerapport) uitgebracht. In paragraaf 5.3 van het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:

“Belastingplichtige heeft zijn administratie opnieuw opgezet in Excel. Er is omzetbelasting geboekt zonder nota en belastingplichtige heeft omzetbelasting uitgesplitst van facturen waar geen omzetbelasting op vermeld stond zoals verzekering en schoolgeld. Tevens is er omzetbelasting van privé bestedingen in aftrek gebracht.”

Verder bevat deze paragraaf een overzicht van de over de jaren 2008, 2009 en 2010 na te heffen omzetbelasting dat, voor zover het betrekking heeft op het jaar 2008, als volgt luidt:

2008

Voorbelasting volgens nieuwe administratie Excel € 7.633

Niet aftrekbaar € 4.843

In aanmerking te nemen omzetbelasting € 2.790

Voorbelasting volgens aangifte € 7.560

Te corrigeren € 4.770.”

9. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar van 4 maart 2020 heeft verweerder het bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking afgewezen. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Het beroepschrift is gedagtekend 6 januari 2020 en is op 7 januari 2020 bij de rechtbank ontvangen. Per brief van 24 januari 2020 heeft eiser het beroep aangevuld met een verzoek tot veroordeling tot betaling van dwangsommen.”

2.2.

Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten.

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag omzetbelasting terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Tevens is in geschil of de belastingrente terecht en naar het juiste bedrag in rekening is gebracht. Tenslotte is in geschil of de inspecteur veroordeeld moet worden tot het betalen van een dwangsom.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing