Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2298, 23/00146

Gerechtshof Amsterdam, 15-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2298, 23/00146

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 augustus 2023
Datum publicatie
15 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2298
Zaaknummer
23/00146
Relevante informatie
Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 45aa Uitv reg. IB 2001, Art. 6:11 Awb

Inhoudsindicatie

Aanslag IB/PVV. Recht op toepassing van de alleenstaande ouderkorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting? Verzoekschrift niet binnen vijf jaar na het belastingjaar, dus niet tijdig ingediend. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

kenmerk 23/00146

15 augustus 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 6 januari 2023 in de zaak met kenmerk HAA 21/6613 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (biww) van € 23.331.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en heeft het bezwaar vervolgens aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft bij beschikking het verzoek om ambtshalve vermindering afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft daarop beroep ingesteld. Bij uitspraak van 6 januari 2023 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij de griffie van het Hof ingekomen op 2 februari 2023. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende zorgt, na zijn scheiding in 2013, gedurende het jaar 2014 voor zijn zoon [de zoon] (de zoon). In dat jaar heeft zijn zoon in de praktijk alle dagen van de week bij hem verbleven.

2.2.

In zijn aangifte IB/PVV 2014 verzoekt belanghebbende om toepassing van de alleenstaande ouderkorting (AOK) en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Voorafgaand aan het vaststellen van de aanslag vindt er meermalen en uitvoerig contact plaats tussen belanghebbende en de inspecteur - meer in het bijzonder over een over te leggen kopie van een door beide ouders ondertekend ouderschapsplan. Bij het vaststellen van de aanslag (met dagtekening 30 december 2016) weigert de inspecteur de gevraagde AOK en IACK, omdat een door beide ouders ondertekend ouderschapsplan ontbrak.

2.3.

Bij brief van 1 september 2021 (door de inspecteur ontvangen op 9 september 2021) verzoekt belanghebbende om herziening van de aanslag, meer in het bijzonder om het alsnog toekennen van de AOK en IACK. Onder ‘Betreft’ vermeldt belanghebbende: ‘Bezwaar/Herziening aanslag IB 2014’. In de brief brengt belanghebbende (voor zover hier van belang) naar voren:

“Normaliter kan er na maximaal 5 jaar geen bezwaar meer worden ingediend. Bij deze verzoek ik een uitzondering te maken en mijn aanslag te her beoordelen. (…) U heeft naar mijn mening ten onrechte de aanslag van 2014 vastgesteld op € 4.043,00. Ik ben namelijk co-ouder en mijn zoon had tenminste 5 dagen hoofdverblijf bij mij. Hierdoor heb ik namelijk recht op een tweetal heffingskortingen, waaronder de alleenstaande ouder en de inkomensafhankelijke combinatie korting.”

2.4.

Bij brief van 12 november 2021 doet de inspecteur uitspraak op bezwaar, inhoudende dat hij het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaart. De inspecteur wijst belanghebbende in de daarop volgende rechtsmiddelverwijzing op de mogelijkheid om tegen deze beslissing in beroep te komen bij de rechtbank. Een hoorgesprek is achterwege gebleven.

In dezelfde brief beoordeelt de inspecteur vervolgens het verzoek als een verzoek om ambtshalve vermindering. De inspecteur ziet echter af van ambtshalve vermindering, omdat de daarvoor geldende indieningstermijn van vijf jaar (na het einde van het belastingjaar) op 31 december 2019 is verlopen. De inspecteur wijst belanghebbende in de daarop volgende rechtsmiddelverwijzing naar de mogelijkheid om tegen deze beslissing in bezwaar te komen (bij de Belastingdienst).

2.5.

Belanghebbende stelt op 29 november 2021 beroep in bij de rechtbank, onder verwijzing naar genoemde brief van de inspecteur.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende recht heeft op toepassing van de AOK en IACK, en meer in het bijzonder of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding bij het opkomen tegen de aanslag IB/PVV 2014.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Beoordeling

5 Kosten

6 Beslissing