Home

Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2589, 22/02376

Gerechtshof Amsterdam, 26-09-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2589, 22/02376

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
26 september 2023
Datum publicatie
8 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2589
Zaaknummer
22/02376
Relevante informatie
Art. 8:57 Awb, Art. 8:75 Awb

Inhoudsindicatie

Fiscaal procesrecht. Hoger beroep gegrond. Belanghebbende heeft recht op een proceskostenvergoeding voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank. Niet in geschil was dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van wettelijke rente over de door de rechtbank toegekende vergoedingen, op welke grond het hoger beroep ook slaagt.

Uitspraak

kenmerk 22/02376

26 september 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)

tegen de uitspraak van 6 september 2022 in de zaak met kenmerk AMS 22/2288 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 7 januari 2022 (hierna: de naheffingsaanslag).

1.2.

De heffingsambtenaar heeft het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar bij uitspraak van 30 maart 2022 afgewezen.

1.3.

De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 6 september 2022 als volgt op het beroep beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- draagt de heffingsambtenaar op het griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 648,50.”

1.4.

Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Hierna heeft het Hof het onderzoek gesloten en is aan partijen bericht dat schriftelijk uitspraak zal worden gedaan.

2 Feiten

Het Hof stelt de volgende feiten vast.

2.1.

De rechtbank heeft partijen bij brief van 14 juni 2022 uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting van 6 september 2022. In deze uitnodiging is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

Aanwezigheid

De rechtbank kan het beroep en het verdere verloop van de procedure alleen met partijen bespreken als die op de zitting aanwezig zijn. De rechtbank raadt u daarom aan naar de zitting te gaan.

2.2.

Nadat belanghebbende tijdens de procedure in beroep nader bewijs heeft overgelegd van zijn stelling dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat de verschuldigde parkeerbelasting waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, reeds voorafgaand aan het parkeren was voldaan, heeft de heffingsambtenaar de rechtbank bij brief van 2 september 2022 bericht dat hij naar aanleiding van de door belanghebbende toegezonden bewijsstukken de naheffingsaanslag heeft vernietigd, dat het beroep daardoor gegrond is en dat hij het door belanghebbende betaalde griffierecht aan hem zal vergoeden. In deze brief heeft de heffingsambtenaar voorts onder meer het volgende meegedeeld:

Proceskostenvergoeding

In het bezwaar- en beroepschrift verzoekt belanghebbende om proceskostenvergoeding. (…) Gezien het feit dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting alsnog vernietigd is, ben ik van mening dat recht op deze vergoeding bestaat. Ik verzoek u dit verzoek af te handelen conform de nu geldende jurisprudentie. (…)

Beëindiging beroepszaak

Een beroepszaak kan eindigen met een uitspraak van de rechter of wanneer gemachtigde, namens eiser, het beroep intrekt. Intrekken is m.i. in deze zaak voor alle partijen de gemakkelijkste weg.

(…)

Een uitspraak. Als gemachtigde, namens eiser, een uitspraak van de rechter wil, dan kan die m.i. gedaan worden zonder dat een zitting wordt georganiseerd.

(…)

Uitbetaling van gelden. (…) Omdat in deze zaak sprake is van een verzoek om proceskostenvergoeding moet ook daarover eerst een uitspraak van de rechter volgen, voordat ik tot uitbetaling mag/kan overgaan. (…)

In verband met het feit dat deze zaak voor komende dinsdag op zitting gepland staat, is een afschrift van deze brief ook rechtstreeks (via de mail) aan de gemachtigde gezonden.”

2.3.

De rechtbank heeft de onder 2.2 vermelde brief van de heffingsambtenaar aan de gemachtigde doorgezonden bij brief van de griffier van 5 september 2022. In deze brief is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:

“De rechtbank heeft een of meer stukken aan het dossier toegevoegd. Ik stuur u hiervan een kopie. Als u naar aanleiding van deze brief vragen hebt, kunt u contact opnemen met de administratie van de rechtbank (…).”

3 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is tussen partijen uitsluitend nog in geschil of belanghebbende een proceskostenvergoeding toekomt voor het verschijnen van zijn gemachtigde ter zitting van de rechtbank. Tussen partijen is niet in geschil dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beslist op het verzoek van belanghebbende tot vergoeding van wettelijke rente met betrekking tot de gevraagde veroordeling tot vergoeding van griffierecht en (proces)kosten.

De rechtbank heeft het volgende overwogen en beslist:

“2. De rechtbank stelt voorop dat de heffingsambtenaar in de beroepsprocedure voor het plaatsvinden van de zitting met de brief van 2 september 2022 de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft vernietigd. De heffingsambtenaar heeft daarbij toegezegd het griffierecht en de proceskosten van eiser te vergoeden voor het indienen van het bezwaarschrift, het verschijnen op de hoorzitting en het indienen van een beroepschrift. Deze brief is door de heffingsambtenaar op 2 september 2022 naar de gemachtigde van eiser verstuurd. Daarnaast heeft de rechtbank deze brief ook op 5 september 2022, per Zivver en per post naar de gemachtigde van eiser gestuurd. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting bevestigd dat hij op de hoogte was van de vernietiging van de naheffingsaanslag.

3. De gemachtigde van eiser heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij ook één punt proceskosten vergoed dient te krijgen voor het bijwonen van de zitting. Verweerder vindt van niet omdat de gemachtigde van eiser tijdig op de hoogte is gesteld van de vernietiging van de naheffingsaanslag parkeerbelasting en een zitting niet meer nodig was.

4. Uit vaste rechtspraak volgt dat indien de heffingsambtenaar tijdens een procedure voor de belastingrechter geheel aan de klachten van de belanghebbende tegemoetkomt en de aanslag vernietigt, er niet langer sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. De belastingrechter moet dan volgens vaste rechtspraak overgaan tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens het ontbreken van procesbelang, omdat de procedure niet meer tot een voor deze belanghebbende gunstiger resultaat kan leiden. [voetnoot 1: Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 23 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012: LJN BV0655.]

5. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting drie uitspraken genoemd van het Hof Arnhem-Leeuwarden. [voetnoot 2: Zie de uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4520, 6 april 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:3244 en 28 juni 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5474.] In deze uitspraken speelde de situatie waarbij niet van tevoren bekend was dat de zitting niet nodig was, maar ter plekke bleek dat de zitting niet doorging omdat de officier van justitie zich niet had voorbereid dan wel was toegezegd dat met de behandeling van de zaak op zitting zou worden gewacht totdat de gemachtigde aanwezig zou zijn, hetgeen niet gebeurde. De rechtbank is van oordeel dat deze uitspraken niet van toepassing zijn op onderhavige situatie. De omstandigheden verschillen namelijk van de situatie in de onderhavige procedure. De gemachtigde van eiser was in dit geval vóór de zitting op de hoogte van de vernietiging van de naheffingsaanslag. Nu niet is gebleken dat eiser nog een (ander) belang had bij de beoordeling van zijn beroep, was het voor de gemachtigde van eiser niet meer nodig om op de zitting te verschijnen. Verder heeft de gemachtigde van eiser twee zaken van het Gerechtshof Amsterdam genoemd. [voetnoot 3: Zie de uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1259 en 7 december 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3802.] De rechtbank overweegt dat in deze uitspraken nog een inhoudelijk geschil was over de wegingsfactor van de proceskostenvergoeding en de gemachtigde dit ter zitting wilde toelichten. Er is ook hier geen sprake van gelijke gevallen. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de proceskosten voor het verschijnen op de zitting niet hoeft te vergoeden.

Conclusie

6. Het beroep is niet-ontvankelijk.

7. Omdat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft vernietigd na het instellen van beroep, is de heffingsambtenaar gehouden het griffierecht van € 50,- aan eiser terug te betalen. De heffingsambtenaar heeft al toegezegd het griffierecht aan eiser te zullen vergoeden. De heffingsambtenaar is ook gehouden de proceskosten van eiser te vergoeden. De rechtbank stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 648,50 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op een hoorzitting met een waarde per punt van € 269,- en een wegingsfactor 0,5, en daarnaast 1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 0,5). Gelet op de recente jurisprudentie van de gerechtshoven (zie o.a. ECLI:NL:GHDHA:2021:2131) kan voor parkeerbelastingen in principe worden uitgegaan van een wegingsfactor licht (0,5). Van bijzondere omstandigheden die nopen tot een afwijking van dit uitgangspunt is de rechtbank niet gebleken”

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten