Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2694, 22/2333 t/m 22/2336

Gerechtshof Amsterdam, 07-11-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2694, 22/2333 t/m 22/2336

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 november 2023
Datum publicatie
15 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2694
Zaaknummer
22/2333 t/m 22/2336
Relevante informatie
Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 1.2 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2015 en 2016 terecht en tot het juiste bedrag opgelegd.

Fiscale partners kunnen samen maar één hoofdverblijf hebben, tenzij zich een uitzondering voordoet als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet IB. Het bij de huiszoeking aangetroffen bedrag van € 115.550 mag worden begrepen in de grondslag voor het inkomen uit sparen en beleggen.

Uitspraak

Kenmerken 22/2333, 22/2334, 22/2335 en 22/2336

7 november 2023

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 10 augustus 2022 in de zaken met kenmerk HAA 21/1859, 21/1860, 21/1861, 21/1861, 21/1862 en 21/1863 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2015 tot en met 2017 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 27.725 (2015), € 18.641 (2016) en € 6.434 (2017), en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van respectievelijk € 9.938 (2015), € 16.000 (2016) en € 9.057 92017). Voorts heeft de inspecteur aanslagen in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van respectievelijk € 28.125 (2015), € 18.641 (2016) en € 6.434 (2017).

Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslagen heeft de inspecteur bij beschikkingen belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete van € 49 opgelegd wegens het niet tijdig doen van aangifte IB/PVV 2015. Ook heeft hij dwangsombeschikkingen vastgesteld: voor 2015 een bedrag van € 46 en voor 2016 € 0.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen voormelde aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft de bezwaarschriften tegen de aanslagen IB/PV 2015, Zvw 2015 en Zvw 2017 en de daaraan gerelateerde beschikkingen ongegrond verklaard en daarbij de aanslagen gehandhaafd. Voorts heeft de inspecteur het bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2016 en IB/PVV 2017 gegrond verklaard en voor dat jaar het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen verminderd tot € 15.866 (2016) en € 4.105 (2017). De inspecteur heeft het bezwaarschrift tegen de aanslag Zvw 2016 niet-ontvankelijk verklaard, het bezwaarschrift tevens behandeld als verzoek om ambtshalve vermindering en dit verzoek afgewezen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 10 augustus 2022 heeft de rechtbank de volgende beslissing genomen:

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar betreffende de aanslagen IB/PVV 2015 en IB/PVV 2016 gegrond;

- verklaart de overige beroepen ongegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking hebben op de aanslagen IB/PVV 2015 en IB/PVV 2016 en de daarmee samenhangende beschikkingen belastingrente 2015 en 2016, bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde gedeelten van deze uitspraken op bezwaar en handhaaft deze voor het overige;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2015 tot een berekend naar belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.725 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.147 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

- vermindert de aanslag IB/PVV 2016 tot een berekend naar een inkomen uit werk en woning van € 18.641 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 8.680 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

- stelt de dwangsom 2016 vast op € 46;

- gelast verweerder het door eiser betaalde griffierecht tot een bedrag van € 98 te vergoeden.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 23 september 2022 in twee geschriften hoger beroep ingesteld; het ene hogerberoepschrift betreft de aanslagen IB/PVV 2015 en Zvw 2015, het andere hogerberoepschrift betreft de aanslagen IB/PVV 2016 en Zvw 2016. Tegen het oordeel van de rechtbank over de aanslagen IB/PVV 2017 en Zvw 2017 is geen hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft één verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 29 september 2023 een nader stuk ingediend bij de griffie van het Hof. Dit nader stuk betreft ook het hoger beroep met zaaknummer 22/2337 van [echtgenote] , de echtgenote van belanghebbende. Een kopie hiervan is doorgezonden aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023. Het hoger beroep is behandeld gelijktijdig met het hoger beroep met zaaknummer 22/2337 van [echtgenote] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiser exploiteert voor eigen rekening en risico een eenmanszaak onder de handelsnaam [bedrijf 1] en Administratiekantoor [bedrijf 2] . De activiteiten bestaan uit het adviseren over verzekeringen en hypotheken, alsmede het voeren van administraties voor derden en het doen van aangiften IB/PVV voor particulieren. De echtgenote van eiser werkt mee in de onderneming.

2. In 2016 en 2017 heeft een boekenonderzoek plaatsgevonden waarbij onder meer de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2014 van eiser zijn onderzocht. Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van de door de FIOD ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek in beslag genomen administratie en opgemaakte processen-verbaal. De definitieve rapporten van het boekenonderzoek zijn vastgesteld op 22 november 2016 en op 2 mei 2017.

3. Eiser is door de rechtbank Amsterdam op 2 november 2016 strafrechtelijk veroordeeld voor - kort gezegd - valsheid in geschrift, opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als ware het echt en onvervalst en het medeplegen van schuldwitwassen. Daarbij is een bedrag van € 115.550 verbeurd verklaard.

4. De aanslagen IB/PVV en ZVW 2015 zijn vastgesteld op 5 april 2019. De aanslagen IB/PVV 2016 en ZVW 2016 zijn vastgesteld op 6 december 2019. De aanslagen IB/PVV 2017 en ZVW 2017 zijn vastgesteld op 9 maart 2021. Op 23 februari 2021 heeft verweerder van eiser dwangsomformulieren ontvangen wegens het uitblijven van uitspraken op de bezwaren tegen de aanslagen IB/PVV 2015 en IB/PVV 2016 en ZVW 2015. Bij twee afzonderlijke beschikkingen van 15 maart 2021 heeft verweerder dwangsommen vastgesteld tot bedragen van € 46 (2015) en nihil (2016). Bij brieven van 18 en 25 maart 2021 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen deze dwangsombeschikkingen. Bij brief van 28 juli 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van uitspraken op bezwaar inzake de dwangsombeschikkingen. Bij brief van 11 augustus 2021 heeft verweerder de bezwaarschriften tegen de dwangsombeschikkingen doorgezonden aan de rechtbank. Op 4 augustus 2021 heeft verweerder een dwangsomformulier ontvangen wegens het uitblijven van uitspraak op bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV 2017 en ZVW 2017. Bij beschikking van 9 augustus 2021 heeft verweerder besloten geen dwangsom toe te kennen. Tegen deze beslissing is geen rechtsmiddel ingesteld.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is enkel nog in geschil of de aanslagen IB/PVV en Zvw voor de jaren 2015 en 2016 terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd. De aanslagen IB/PVV 2017 en Zvw 2017 zijn in hoger beroep niet meer in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing