Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2770, 22/02481

Gerechtshof Amsterdam, 31-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2770, 22/02481

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 augustus 2023
Datum publicatie
23 november 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2770
Zaaknummer
22/02481
Relevante informatie
Art. 35 Wet MRB 1994, Art. 67c AWR

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting terecht opgelegd. Belanghebbende kan zich niet aan deze belastingplicht onttrekken met de stelling dat hij als autonoom en soeverein persoon zelf kan bepalen of hij belasting wil betalen.

Uitspraak

kenmerk 22/02481

31 augustus 2023

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 13 oktober 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/4308 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting opgelegd ten bedrage van € 73, berekend over de periode van 25 februari 2021 tot en met 14 maart 2021, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 73.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de verzuimboete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft

het beroep in haar uitspraak van 13 oktober 2022 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tijdig hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2023. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.6.

Nadat het onderzoek ter zitting was gesloten, heeft belanghebbende mondeling verzocht om de zaak aan te houden, zodat hij nadere informatie kan verschaffen over een volgens hem onlangs door [vereniging] bij het Openbaar Ministerie gedane aangifte tegen het Ministerie van Financiën. Het Hof heeft in dit verzoek van belanghebbende geen aanleiding gezien het reeds gesloten onderzoek in deze zaak te heropenen, aangezien belanghebbende de relevantie van de door hem gestelde aangifte voor de onderhavige procedure niet heeft kunnen concretiseren. Het algemeen belang van een tijdige en doelmatige afdoening van de onderhavige zaak weegt daarom naar het oordeel van het Hof zwaarder dan het door belanghebbende gestelde belang bij heropening.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiser is houder van het motorrijtuig met het kenteken [kenteken] (de auto). De tenaamstelling van kenteken was in het kentekenregister geschorst vanaf 25 februari 2021 tot en met 24 februari 2022. Op 10 maart 2021 is geconstateerd dat met het motorrijtuig gebruik werd gemaakt van de openbare weg. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder eiser de onderhavige naheffingsaanslag en boete opgelegd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing