Gerechtshof Amsterdam, 10-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3015, 22/2280
Gerechtshof Amsterdam, 10-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3015, 22/2280
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 10 augustus 2023
- Datum publicatie
- 13 december 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2025:1358
- Zaaknummer
- 22/2280
- Relevante informatie
- Art. 6:11 Awb
Inhoudsindicatie
Beroep terecht NO verklaard. Geen verschoonbare termijnoverschrijding. Vader van belanghebbende was tot zijn overlijden actief met financiële zaken.
Uitspraak
kenmerk 22/02280
10 augustus 2023
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
erven [X], wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 3 augustus 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/1416 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 29 februari 2020 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de woning aan het adres [A-straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2020 naar waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 225.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2020 bekendgemaakt.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend
11 september 2020, afgewezen.
Belanghebbende1 heeft bij brief van 4 maart 2021, door de rechtbank ontvangen op
5 maart 2021, beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 3 augustus 2022 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 8 september 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend op 23 februari, 13 maart en 4 april 2023.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023. Tijdens dit onderzoek heeft het Hof het onderhavige hoger beroep gezamenlijk behandeld met het hoger beroep van belanghebbende met kenmerk 22/02281. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de heffingsambtenaar worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“1. Het bestreden besluit is gedagtekend 11 september 2020. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 4 maart, door de rechtbank ontvangen op 5 maart 2021, beroep ingesteld.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.