Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:121, 200.335.095/01

Gerechtshof Amsterdam, 21-01-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:121, 200.335.095/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 januari 2025
Datum publicatie
13 februari 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:121
Zaaknummer
200.335.095/01

Inhoudsindicatie

Geen aansprakelijkheid scheidsgerecht uit hoofde van onverschuldigde betaling of 6:162 BW (Greenworld) wegens vernietiging arbitraal vonnis op de voet van artikel 1065 lid 1 aanhef en onder a Rv (ontbreken geldige overeenkomst tot arbitrage

Uitspraak

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.335.095/01

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/721966 / HA ZA 22-666

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 januari 2025

in de zaak van

[appellant] ,

gevestigd [woonplaats 5] ,

appellante,

advocaat: mr. R.L.G.J. Eikelboom te Sittard,

tegen

de Stichting RAAD VAN ARBITRAGE IN BOUWGESCHILLEN,

gevestigd te Amsterdam,

[geïntimeerde 1] ,

wonende te [woonplaats 4] ,

[geïntimeerde 2] ,

wonende te [woonplaats 3] ,

[geïntimeerde 3] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

[geïntimeerde 4] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

geïntimeerden,

advocaat: mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam.

Partijen worden hierna [appellant] genoemd respectievelijk gezamenlijk in enkelvoud het gerecht genoemd.

1 De zaak in het kort

Geen aansprakelijkheid scheidsgerecht uit hoofde van onverschuldigde betaling of 6:162 BW (Greenworld) wegens vernietiging arbitraal vonnis op de voet van artikel 1065 lid 1 aanhef en onder a Rv (ontbreken geldige overeenkomst tot arbitrage);

2 Het verloop van de procedure

[appellant] is bij dagvaarding van 17 november 2023 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 augustus 2023, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiseres en het gerecht als gedaagden.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord.

Op 27 november 2024 heeft een mondeling behandelding van de zaak plaatsgehad, alwaar partijen hun standpunten hebben doen toelichten door hun advocaten, mr. Eikelboom aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.

Na afloop van de zitting is arrest bepaald.

[appellant] heeft samengevat geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en - uitvoerbaar bij voorraad - toewijzing alsnog van haar vordering, met hoofdelijke veroordeling van het gerecht in de kosten van beide instanties met nakosten en rente.

Het gerecht heeft samengevat geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep met nakosten en rente.

Van beide zijden is bewijs aangeboden.

3 Feiten

3.1.

De rechtbank heeft in haar vonnis onder 2.1. tot en 2.19. een aantal feiten opgesomd die zij bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. De juistheid van die feiten is in hoger beroep niet in geschil. Die feiten dienen dus ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en voor zover van belang gaat het daarbij om de volgende feiten.

3.2.

Tussen [appellant] en de vennootschap [naam] (hierna [naam] ) heeft een overeenkomst bestaan uit hoofde waarvan [naam] in opdracht en voor rekening van [appellant] onderdelen voor een autowasstraat heeft gerealiseerd. [appellant] heeft een aantal facturen van [naam] onbetaald gelaten.

3.3.

[naam] heeft op 29 december 2017 bij het gerecht een arbitrageprocedure tegen [appellant] aanhangig gemaakt. [appellant] is in de procedure verschenen, heeft primair een beroep gedaan op de onbevoegdheid van het gerecht en subsidiair inhoudelijk verweer gevoerd en een tegenvordering ingesteld. [naam] en [appellant] hebben voor het gerecht een waarborgsom gestort van respectievelijk € 22.000 en € 8.397,31.

3.4.

Het bevoegdheidsverweer van [appellant] is in beide instanties verworpen en in appel is zij ook inhoudelijk (grotendeels) in het ongelijk gesteld. [appellant] is veroordeeld in de kosten van de beide instanties, in eerste aanleg begroot op € 9.000 aan arbitragekosten en op € 7.200 voor de kosten van rechtsbijstand van [naam] , met bepaling dat de arbitragekosten worden verrekend met de waarborgsom van [naam] , zodat [appellant] (€ 9.000 + € 7.200=) € 16.200 aan [naam] moet betalen, en in appel op € 21.397,31 aan arbitragekosten en wederom € 7.200 voor kosten van rechtsbijstand van [naam] , met bepaling dat de arbitragekosten tot een beloop van € 8.397,31 worden verrekend met de waarborgsom van [appellant] en tot een beloop van € 13.000 met (het restant van) die van [naam] , zodat [appellant] (€ 13.000 + € 7.200 =) € 20.200 aan [naam] moet betalen.

3.5.

[appellant] heeft bij dit hof de vernietiging gevorderd van het appelvonnis van het gerecht van 14 januari 2019. Bij arrest van dit hof van 23 februari 2021 is die vordering toegewezen wegens het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage (artikel 1065 lid 1 onder a Rv).

4 De beoordeling

5 Beslissing