Gerechtshof Amsterdam, 13-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2050, 24/1979
Gerechtshof Amsterdam, 13-05-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2050, 24/1979
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 13 mei 2025
- Datum publicatie
- 6 augustus 2025
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2024:2868, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 24/1979
- Relevante informatie
- Art. 229 Gemw, Art. 229b Gemw
Inhoudsindicatie
Leges bouwwerk en leges bouwen i.s.m. bestemmingsplan; tarieven kunnen gelijktijdig worden geheven; geen sprake van onredelijke en willekeurige belastingheffing.
Uitspraak
kenmerk 24/1979
13 mei 2025
uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: M. van der Berg)
tegen de uitspraak van 2 februari 2024 in de zaak met kenmerk HAA 22/3046 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [A], de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende met dagtekening 30 juni 2021 een aanslag leges omgevingsvergunning (hierna: de aanslag) van € 27.783,10 opgelegd.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 16 maart 2022 is het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 19 maart 2024. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft op 24 januari 2025 een nader stuk ontvangen van belanghebbende.
Op 7 februari 2025 heeft het Hof een nader stuk ontvangen van de heffingsambtenaar. Belanghebbende heeft ook op 7 februari 2025 een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiseres heeft in 2020 een vergunning aangevraagd voor het realiseren van een woning met schuur nabij [a-straat 1] (nu [a-straat 1a] ) te [Z] . Eiseres heeft in de aanvraag bouwkosten opgegeven van € 250.000.
2. Bij besluit van [datum] is besloten een omgevingsvergunning te verlenen aan eiseres voor het bouwen van voornoemde woning. Het besluit is voorbereid volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en geldt voor de volgende activiteiten: Activiteit voor het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo) en Activiteit strijdig gebruik gronden en bouwwerken (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
3. Verweerder heeft voor voornoemde activiteiten aan eiseres bij het primaire besluit leges opgelegd ter hoogte van in totaal € 27.783. Er is leges opgelegd voor de bouwactiviteit ter hoogte van € 10.180 en er is leges opgelegd voor de buitenplanse afwijking ter hoogte van € 18.011.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier nog de volgende feiten aan toe.
Het Hof heeft de heffingsambtenaar op 5 februari 2025 verzocht om inzicht te geven in de baten en lasten van de legesheffing voor het jaar 2020. De heffingsambtenaar heeft hierop op 7 februari 2025 gereageerd. In de bijlagen bij de reactie van de heffingsambtenaar heeft de heffingsambtenaar een inventarisatie van de geraamde kosten van de begroting voor het jaar 2019 en de begroting voor het jaar 2020 gevoegd.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de leges terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.