Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-08-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2236, 24/3114 t/m 24/3120

Gerechtshof Amsterdam, 05-08-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2236, 24/3114 t/m 24/3120

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 augustus 2025
Datum publicatie
28 augustus 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:2236
Zaaknummer
24/3114 t/m 24/3120
Relevante informatie
Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 45aa Uitv reg IB 2001, Art. 49 Zvw, Art. 58 Wfsv, Art. 6:11 Awb, Art. 60 AWR

Inhoudsindicatie

Verminderingsbeschikkingen IB/PVV 2010, 2011, 2013 en 2014 met vergrijpboeten, voortvloeiend uit compromis bij Hof in november 2021, heeft de inspecteur terecht niet verder verminderd.

Uitspraak

kenmerken 24/3114 tot en met 24/3120

5 augustus 2025

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 6 maart 2024 in de zaken met kenmerken HAA 22/5491 tot en met
HAA 22/5497 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft in maart 2022 voor de jaren 2010 tot en met 2014 verminderingsbeschikkingen met betrekking tot de aan belanghebbende opgelegde (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en voor de jaren 2012 en 2013 opgelegde aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) vastgesteld. Daarbij zijn tevens de voor de jaren 2010, 2011, 2013 en 2014 aan belanghebbende opgelegde vergrijpboeten verminderd.

1.2.

Belanghebbende heeft op 11 april 2022 onder de noemer ‘bezwaar’ verzocht om verdere vermindering van de (navorderings)aanslagen en boeten.

1.3.

Bij brief van 29 juni 2022 heeft de inspecteur de verzoeken om (verdere) ambtshalve vermindering van de (navorderings)aanslagen en boeten bij voor bezwaar vatbare beschikking afgewezen (de afwijzingsbeschikking). Belanghebbende heeft hiertegen bij op 22 juli 2022 bij de inspecteur ingekomen brief bezwaar gemaakt.

1.4.

Bij uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2022 heeft de inspecteur het bezwaar tegen de afwijzingsbeschikking ongegrond verklaard.

1.5.

Tegen de uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 6 maart 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.6.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 april 2024. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Met dagtekening 23 mei 2025 heeft belanghebbende en op 9 juli 2025 heeft de inspecteur nadere stukken ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft op 21 mei 2019 uitspraak gedaan inzake de door belanghebbende ingestelde beroepen tegen de uitspraken op bezwaar gericht tegen de onder 1.1 bedoelde (navorderings)aanslagen en boeten.

2.2.

Belanghebbende heeft tegen de onder 2.1 bedoelde uitspraak hoger beroep ingesteld. Dat hoger beroep is behandeld ter zitting van het Hof van 10 november 2021. Belanghebbende is daarbij verschenen, evenals zijn toenmalige gemachtigde mr. L.M. Lalji, advocaat te Amsterdam.

2.3.

Van het verhandelde ter zitting van 10 november 2021 is een proces-verbaal opgemaakt. Daarin is het volgende vermeld:

“Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om met elkaar te overleggen over het bovenstaande geschil. Partijen verklaren daarbij het volgende als compromis te zijn overeengekomen:

  1. als uitgangspunt wordt het inkomen uit werk en woning en het inkomen uit sparen en beleggen van belanghebbende genomen conform de herberekening zoals opgesteld in bijlage 2 van de pleitnota van de inspecteur;

  2. aansluitend zal daarna de geschatte gecorrigeerde omzet met 20% worden verminderd in verband met aftrek van kosten. In die zin zal de redelijke schatting worden aangepast en zal het inkomen uit werk en woning en daarmee de (navorderings)aanslagen 1B/PVV over 2010 tot en met 2014 worden verminderd;

  3. de (navorderings)aanslagen Zvw 2010 tot en met 2014 zullen, voor zover de in 2 genoemde vermindering hiertoe aanleiding geeft, dienovereenkomstig worden verminderd;

  4. de vergrijpboetes blijven voor alle jaren in stand, maar zullen dienovereenkomstig worden verminderd;

  5. het compromis betreft enkel de belastingjaren 2010 tot en met 2014 en heeft geen precedentwerking naar andere jaren;

  6. de inspecteur zal aan belanghebbende de proceskosten voor hoger beroep vergoeden, vastgesteld op 6 786, te weten 1 procespunt voor het verschijnen ter zitting van het Hof;

  7. de inspecteur vergoedt de door belanghebbende in beroep en hoger beroep betaalde griffierechten van € 92 (rechtbank) en € 128 (Hof), in totaal € 220.”

2.4.

Bij brief van 25 november 2021 aan mr. M.L. Lalji en de inspecteur schrijft het Hof:

“Bijgaand zend ik u ter kennisneming een afschrift van het proces-verbaal in bovenvermelde zaken van de zitting van 10 november 2021.

Het hoger beroep is ingetrokken ter zitting.”

2.5.

Vervolgens heeft de inspecteur de onder 1.1. bedoelde verminderingsbeschikkingen genomen.

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is of de inspecteur het ter zitting van het Hof van 10 november 2021 overeengekomen compromis is nagekomen. Belanghebbende neemt het standpunt in dat dit niet het geval is en dat de (navorderings)aanslagen verder moeten worden verminderd.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing