Gerechtshof Amsterdam, 02-09-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2398, 24/3493
Gerechtshof Amsterdam, 02-09-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2398, 24/3493
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 2 september 2025
- Datum publicatie
- 8 oktober 2025
- Zaaknummer
- 24/3493
- Relevante informatie
- Art. 17 WOZ
Inhoudsindicatie
WOZ-waarde. Woning.
Uitspraak
kenmerk 24/3493
2 september 2025
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Bakker)
tegen de uitspraak van 16 augustus 2024 in de zaak met kenmerk AMS 24/352 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 25 februari 2023 de waarde in de zin van artikel 17 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) van de onroerende zaak [straat] 56-2 te [stad] (de woning) voor het jaar 2023 (hierna ook: de WOZ-waarde) vastgesteld op € 423.000.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de beschikking gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft als volgt beslist op het beroep van belanghebbende betreffende de hiervoor genoemde beschikkingen:
“De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- -
-
stelt de WOZ-waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vast op € 385.000;
- -
-
bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;
- -
-
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar van 1 december 2023;
- -
-
veroordeelt de heffingsambtenaar in de kosten van eiseres in bezwaar en beroep tot een bedrag van € 749,50;
- -
-
draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd heeft geen van beide partijen kenbaar gemaakt een zitting te wensen.
Het onderzoek is op 17 juni 2025 gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft onder meer de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende wordt in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’):
“1. Eiseres eigenaar van de woning. De woning betreft een bovenwoning van ongeveer 51 m² met een berging.
(…)
De heffingsambtenaar heeft in de beroepsfase de WOZ-waarde vastgesteld op € 385.000,-. Hij heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatierapport ingediend. Het taxatierapport van de heffingsambtenaar bevat gegevens en recente verkoopcijfers van andere woningen (de vergelijkingsobjecten), namelijk [straat] 6-1, 10-1 en 49-1 in [stad] . Volgens de heffingsambtenaar valt uit de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten af te leiden dat de WOZ-waarde van de woning van eiseres nu niet te hoog is vastgesteld. Eiseres vindt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld. In bezwaar heeft zij bepleit dat de WOZ-waarde van de woning niet hoger kan zijn € 360.000,-.”
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en vult deze als volgt aan.
Belanghebbende heeft in beroep een beroepschrift ingediend. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn niet ter zitting bij de rechtbank verschenen.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is alleen nog in geschil of de rechtbank bij de vaststelling van de proceskostenvergoeding de juiste wegingsfactor heeft toegepast.