Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:637, 23/401

Gerechtshof Amsterdam, 25-02-2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:637, 23/401

cassatie ingesteld (rolnr HR: 25/01188)

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 februari 2025
Datum publicatie
19 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2025:637
Zaaknummer
23/401
Relevante informatie
Art. 3 Wet MRB 1994, Art. 24b Wet MRB 1994

Inhoudsindicatie

NA mrb. Bestelauto of personenauto? Verordening (EU) nr. 678/2011 is niet van toepassing op heffing van belastingen.

Uitspraak

kenmerk 23/401

25 februari 2025

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven)

tegen de uitspraak van 6 april 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/110 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

1 de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

2. de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

In de bestreden uitspraak heeft de rechtbank als volgt beslist op het beroep van belanghebbende over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) van € 1.952 en de daarbij gegeven boetebeschikking van € 1.952, alsmede op zijn verzoek tot vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de naheffingsaanslag tot € 1.793;

-

vermindert de boete tot € 152,15;

-

draagt [de inspecteur] op over de bij deze uitspraak verleende teruggave belastingrente te vergoeden op de voet van artikel 30ha van de AWR;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-

veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van
€ 2.868;

-

veroordeelt [de inspecteur] tot vergoeding van immateriële schade van [belanghebbende] tot een bedrag van € 2.500, uit te betalen aan [belanghebbende], en

-

draagt [de inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 49 aan [belanghebbende] te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan tot aan de dag van voldoening.”

1.2.

Belanghebbende heeft zijn hoger beroep op 9 mei 2023 ingesteld. Daarna zijn de volgende stukken ingediend:

-

een aanvulling van de gronden van het hoger beroep;

-

een verweerschrift;

-

een pleitnota zijdens belanghebbende (dagtekening 2 januari 2025), en

-

pleitaantekeningen zijdens belanghebbende (op 20 januari 2025).

1.3.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof gaat uit van de volgende, in de kern reeds door de rechtbank vastgestelde feiten, die partijen niet hebben bestreden.

2.1.

Belanghebbende is van 24 februari 2012 tot en met 5 mei 2021 houder geweest van een Land Rover Defender met kenteken [#] (hierna: het motorrijtuig).

2.2.

Belanghebbende heeft voor het motorrijtuig mrb voldaan naar het tarief als bedoeld in artikel 24b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet).

2.3.

Op 27 februari 2019 omstreeks 11:26 uur is het motorrijtuig door een controleur van de Belastingdienst op de [Straat] te [Plaats] gesignaleerd. Om te controleren of het motorrijtuig aan de fiscale inrichtingseisen voldoet is door de inspecteur een opdracht uitgezet voor een onderzoek. Op 23 september 2019 heeft dit onderzoek plaatsgevonden en heeft de inspecteur geconstateerd dat het motorrijtuig niet voldoet aan de inrichtingseisen als bedoeld in artikel 3 van de Wet, zodat het motorrijtuig fiscaal bezien een personenauto is.

2.4.

Met dagtekening 30 oktober 2019 heeft de inspecteur aan belanghebbende een ‘vooraankondiging naheffingsaanslag/boetebeschikking’ gestuurd naar aanleiding van de constateringen op 23 september 2019.

2.5.

Belanghebbende heeft daarop gereageerd met een op 18 november 2019 gedagtekende brief, die op 20 november 2019 door de inspecteur is ontvangen.

2.6.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 november 2019 op de brief van belanghebbende gereageerd.

2.7.

Met dagtekening 12 december 2019 zijn de naheffingsaanslag en boete opgelegd zoals aangekondigd, over de periode van 23 november 2018 tot en met 22 november 2019, zijnde vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden, waarvan het laatste tijdvak dat van de controle is.

2.8.

Tot het dossier behoort een verslag van het hoorgesprek dat op 9 november 2021 heeft plaatsgevonden.

3 Geschil in hoger beroep

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing