Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1158, 13/00878

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-02-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:1158, 13/00878

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 februari 2015
Datum publicatie
27 februari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:1158
Formele relaties
Zaaknummer
13/00878

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Autokostenfictieregeling. Bijtelling terecht? Bewijs.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummer 13/00878

uitspraakdatum: 17 februari 2015

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 juli 2013, nummer AWB 11/1877, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 102.422. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 659. Bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 340.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de verzuimboete verminderd tot € 113.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 2 juli 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede mr. [A] en drs. [B] namens de Inspecteur.

1.7

De onderhavige zaak is op dezelfde zitting behandeld als de beroepschriften van belanghebbende, bij het Hof bekend onder de nummers 13/00098 tot en met 13/00100 en 13/00879 tot en met 13/00881. Van het verhandelde ter zitting is met betrekking tot alle mondeling behandelde zaken één proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was vanaf 19 februari 2007 in loondienst werkzaam. Zijn werkgever heeft hem in verband met het verrichten van werkzaamheden een personenauto (hierna: de auto) ter beschikking gesteld.

2.2

De werkgever van belanghebbende heeft in 2007 maandelijks een bedrag tot het loon van belanghebbende gerekend wegens privégebruik van de auto (artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet LB)) en daarover loonbelasting/premie volksverzekeringen ingehouden. Tegen die inhouding heeft belanghebbende geen bezwaar gemaakt. Blijkens de opgave van de werkgever aan de Inspecteur bedroeg het belastbare loon van belanghebbende in 2007 € 69.771 waarin begrepen een bedrag van € 6.604 wegens privégebruik auto.

2.3

De Inspecteur heeft voor het onderhavige jaar ambtshalve aan belanghebbende een aanslag IB/PVV opgelegd, rekening houdend met een loon uit dienstbetrekking van € 69.771. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt en gesteld dat bij de vaststelling van het belastbare loon ten onrechte een bedrag wegens privégebruik auto in aanmerking is genomen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is enkel nog in geschil of het door de Inspecteur vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende moet worden verminderd omdat in het door de Inspecteur in aanmerking genomen loon uit dienstbetrekking ten onrechte is begrepen een bedrag van € 6.604 wegens privégebruik auto van de werkgever.

3.2

Belanghebbende beantwoordt de vorenstaande vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.3

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben partijen ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag en de beschikking heffingsrente.

3.5

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

6 Beslissing