Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:397, 13/01161

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-01-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:397, 13/01161

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 januari 2015
Datum publicatie
30 januari 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:397
Zaaknummer
13/01161

Inhoudsindicatie

Algemeen. Ontvankelijkheid bezwaar. Verzending biljet aannemelijk. Uitdrukkelijke erkenning in bezwaar dat biljet niet is ontvangen.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01161

uitspraakdatum: 20 januari 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 oktober 2013, nummer AWB 12/6407, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij is voorts heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd.

1.2

Het bezwaar van belanghebbende tegen deze aanslag en beschikkingen inzake de heffingsrente en boete is door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft en alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. drs. [A] als de gemachtigde van belanghebbende alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.7

De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Afschriften hiervan zijn aan partijen verzonden op 11 augustus 2014.

1.9

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Inspecteur een nader stuk ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het Hof het onderzoek op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heropend. Belanghebbende heeft schriftelijk op het nadere stuk van de Inspecteur gereageerd.

1.10

Partijen hebben vervolgens het Hof schriftelijk toestemming verleend zonder nadere zitting uitspraak te doen. Naar aanleiding hiervan heeft het Hof bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

2 De vaststaande feiten

2.1

Aan belanghebbende is met dagtekening 20 april 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2009 opgelegd. Daarbij is aan belanghebbende voorts een vergrijpboete opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt het adres [a-straat] 64 te [Z]. Op dit adres is belanghebbende woonachtig. In de aanslag is een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen begrepen ter zake van – volgens de Inspecteur door belanghebbende verzwegen – vermogen op (een) buitenlandse bankrekening(en).

2.2

Bij brief van 19 juni 2012 heeft de ontvanger belanghebbende gemaand tot het betalen van de onderhavige aanslag. Naar aanleiding van deze aanmaning, heeft belanghebbende bij brief van 20 juni 2012 een bezwaarschrift tegen de aanslag en boetebeschikking ingediend bij de Inspecteur. Het bezwaarschrift is op 21 juni 2012 door de Inspecteur ontvangen. Belanghebbende heeft daarbij onder meer gesteld dat hij het aanslagbiljet nimmer heeft ontvangen.

2.3

Bij brief van 9 augustus 2012 heeft [C], medewerker van de Belastingdienst Centrum voor Infra en Exploitatie te Apeldoorn, de Inspecteur bericht dat het onderhavige aanslagbiljet op 17 april 2012 door de Belastingdienst ter postverzending is aangeboden en dat zich daarbij geen onregelmatigheid heeft voorgedaan.

2.4

Op 12 oktober 2012 is (de gemachtigde van)belanghebbende (telefonisch) gehoord door de Inspecteur. Het verslag dat van het hoorgesprek is opgemaakt, behelst onder meer het volgende:

‘(…)

4. De volgende correcties/onderwerpen zijn besproken:

- Ontvankelijkheid van het bezwaar

- Buitenlandse bankrekening

5. De standpunten van gemachtigde kan als volgt weergegeven:

- Gemachtigde is van mening dat het bezwaar tijdig is ingediend. Het aanslagbiljet is door betrokkene niet ontvangen. Naar aanleiding van ontvangst van de aanmaning is bezwaar gemaakt. De bezwaartermijn gaat in vanaf de datum aanmaning.

- (…)

6. De volgende afspraken zijn gemaakt:

Bij de behandeling van het bezwaar zal worden beoordeeld of sprake is van ontvankelijkheid. Verder zijn er geen afspraken.’.

2.5

De Inspecteur heeft op 15 november 2012 bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gedaan. In de uitspraken op bezwaar is onder meer het volgende vermeld:

‘ (…)

Ontvankelijk

Belanghebbende heeft het aanslagbiljet niet ontvangen. U heeft bezwaar gemaakt nadat de aanmaning met dagtekening 19 juni 2012 is ontvangen. Uitgaande van deze dagtekening is het bezwaar tijdig ontvangen en het bezwaar ontvankelijk.

(…)’.

Inhoudelijk heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

2.6

In de procedure bij de Rechtbank heeft de Inspecteur alsnog het standpunt ingenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. In haar uitspraak heeft de Rechtbank dit standpunt van de Inspecteur gevolgd en het bezwaar van belanghebbende tegen de onderhavige aanslag, heffingsrentebeschikking en boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard.

2.7

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur als bijlage een op 7 februari 2014 opgemaakt rapport van [D], werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale Administratie Rechtshandhaving, overgelegd, waarin de gang van zaken met betrekking tot de verzending van het aanslagbiljet van belanghebbende is beschreven. De inhoud van dit rapport dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.

2.8

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 10 juli 2014. Op 17 juli 2014 is vervolgens een op 11 juli 2014 gedagtekend nader stuk (met bijlagen) van de Inspecteur bij het Hof ingekomen. Dat stuk behelst, kort gezegd, een nadere toelichting op de gang van zaken met betrekking tot de verzending van het aanslagbiljet. De inhoud van dit nadere stuk dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.

2.9

Naar aanleiding van het nadere stuk van de Inspecteur, heeft het Hof het onderzoek op de voet van artikel 8:68 Awb heropend en belanghebbende in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het nadere stuk van de Inspecteur. Van die gelegenheid heeft belanghebbende gebruik gemaakt.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of het bezwaar van belanghebbende tegen onderhavige aanslag, heffingsrentebeschikking en boetebeschikking terecht niet-ontvankelijk is verklaard door de Rechtbank. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank voor een inhoudelijke behandeling ervan.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing