Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6854, 14/00210

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 08-09-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:6854, 14/00210

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
8 september 2015
Datum publicatie
18 september 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:6854
Zaaknummer
14/00210

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Navordering. Aanmerkelijk belang. Optieaandelen. Economisch belang bij echtgenote? Nieuw feit?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00210

uitspraakdatum: 8 september 2015

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (Zwitserland) (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 4 februari 2014, nummers AWB 12/218 en 12/219, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 28 december 2007 over het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd. Tevens is bij beschikking heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en de beschikking.

1.3.

Aan belanghebbende is met dagtekening 23 december 2010 over het jaar 2002 een tweede navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd. Tevens is bij beschikking een boete opgelegd en is heffingsrente in rekening gebracht.

1.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de beschikkingen.

1.5.

Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar van 6 december 2011 heeft de Inspecteur – naar het Hof begrijpt – de navorderingsaanslag van 23 december 2010, de daarmee verband houdende boetebeschikking en de desbetreffende heffingsrentebeschikking vernietigd.

1.6.

Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar van 8 december 2011 heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag van 28 december 2007 en de desbetreffende heffingsrentebeschikking verminderd.

1.7.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep voor zover gericht tegen de uitspraken op bezwaar van 6 december 2011 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep voor zover gericht tegen de uitspraken op bezwaar van 8 december 2011 ongegrond verklaard.

1.8.

Het hogerberoepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 14 maart 2014 ter griffie ingekomen.

1.9.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.10.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.11.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord prof.dr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr.drs. [B] , mr. [C] en drs.ir. [D] . Namens de Inspecteur is verschenen drs. [E] , bijgestaan door mr. [F] en [G] .

1.12.

Het onderhavige beroepschrift is, met instemming van partijen, ter zitting gelijktijdig behandeld met de door belanghebbende ingediende beroepschriften die bij het Hof bekend zijn onder de nummers 14/00211 tot en met 14/00217. De inhoud van de gewisselde stukken en hetgeen ter zitting is opgemerkt wordt geacht op alle zaken betrekking te hebben tenzij uit de inhoud van die stukken of het zinsverband het tegendeel blijkt.

1.13.

Partijen hebben een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is één proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.14.

Ter zitting heeft belanghebbende het hoger beroep ingetrokken voor zover het betrekking heeft op de uitspraken op bezwaar van 6 december 2011. Dit hoger beroep was bij het Hof geregistreerd onder nummer 14/00211.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was tot 1997 gehuwd met [H] (hierna ook: de ex-echtgenote).

2.2

Belanghebbende was tot eind oktober 2002 president-directeur (CEO) van het Nederlandse, beursgenoteerde, vastgoedfonds [I] NV. Belanghebbende bezat ook in privé aandelen in [I] NV.

[I] NV

2.3

Volgens belanghebbendes eigen opgave bezat hij begin 2002 3.296.135 aandelen [I] NV die ongeveer 4,8 percent deel uitmaakten van het geplaatste kapitaal van deze vennootschap.

2.4

[I] NV heeft in het eerste kwartaal van het jaar 2000 opties op aandelen toegekend aan haar directie- en stafleden. Belanghebbende heeft op 25 mei 2000 350.000 koopopties op aandelen [I] NV verkregen, inhoudende dat hij het onvoorwaardelijke recht verkreeg om tegen een prijs van € 12,10 per aandeel gedurende een periode van vijf jaar 350.000 aandelen te kopen.

2.5

Met dagtekening 20 december 2001 heeft de ex-echtgenote belanghebbende een volmacht (hierna ook wel: PoA) verleend, die onder meer als volgt luidt:

“ [H] hereby gives Power of Attorney to [X] to take care of all her tax filings and financial affairs and to sign the tax returns on behalf of [H] , and to perform all acts which may be necessary regarding said tax returns and financial affairs.”

2.6

Op 1 april 2002 voert belanghebbende een telefoongesprek met [J] C.A., destijds chief financial officer van de Canadese bedrijven in de [K] groep. De inhoud van het gesprek is vastgelegd in handgeschreven notities van [J] , die tot de gedingstukken behoren. In november 2004 legt [J] het besprokene vast in een brief met dagtekening 4 april 2002:

“Under the Power of Attorney which [H] provided to you previously regarding her financial affairs you have agreed that you will acquire 350,000 shares of [I] N.V. in your name for her benefit. (…) In Canada the dividends are taxable in [H] ’s hands irrespective of whether the dividend is paid in cash or stock. Therefore I request that 40% of the gross amount of the dividend be retained in cash in the your bank account held for [H] ’s benefit. (…) Also if the shares are sold, [H] will report any gain realized as a capital gain on her return in the year of disposition. (…) Again I would ask that 40% of any gain be retained in cash in your account until the tax return is filed so as to ensure that the money is available to pay the taxes when they are due.”

2.7

Op 15 april 2002 heeft belanghebbende de koopopties op de aandelen uitgeoefend. Het voor de aandelen verschuldigde bedrag van 350.000 maal € 12,10 = € 4.235.000 heeft belanghebbende tegen 4,5 percent rente geleend van [L] B.V. De aandelen zijn op 16 april 2002 geplaatst bij belanghebbende.

2.8

Op 18 april 2002 heeft [I] NV een stockdividend uitgekeerd waardoor belanghebbendes oorspronkelijke aandelenbezit van 3.296.135 aandelen met 71.644 aandelen is toegenomen tot 3.367.779 aandelen. Op dezelfde datum is eveneens op de door belanghebbende uit opties verkregen aandelen stockdividend uitgekeerd, waardoor het aantal nieuwe aandelen met 7.609 is toegenomen tot 357.609 aandelen (hierna ook: de optieaandelen). Op naam van belanghebbende stonden vanaf dat moment 3.725.388 aandelen, hetgeen meer dan 5 percent van het geplaatste kapitaal van [I] NV vertegenwoordigde.

2.9

In augustus 2002 zijn door vermogensbeheerder [M] 14.512 aandelen [I] NV van [N] . in één depot samengevoegd met de aandelen [I] NV van belanghebbende.

2.10

Op 17 september 2002 hebben de investeringsbank [O] , de [P-groep] en de heer [Q] een openbaar bod uitgebracht op de aandelen [I] NV van € 12,75 per aandeel. Hiervan is € 0,72 op 17 september 2002 uitgekeerd als interim-dividend. De koers van het aandeel [I] NV bedroeg op dat moment € 10,64.

2.11

Op 21 oktober 2002 heeft belanghebbende al zijn aandelen [I] NV overgedragen aan de gezamenlijke bieders voor een bedrag van 3.739.900 maal € 12,03 = € 44.990.998. Belanghebbende heeft daarop zijn directeursfunctie bij [I] neergelegd.

2.12

In december 2002 stortte belanghebbende CAD 250.000 op een bankrekening van zijn ex-echtgenote met als omschrijving: “Merry Christmas [X] ”.

2.13

De ex-echtgenote heeft geen voordelen uit de optieaandelen in haar aangifte voor de Canadese inkomstenbelasting vermeld. In december 2004 doet zij, vertegenwoordigd door [J] , alsnog aangifte van deze voordelen.

2.14

Belanghebbende heeft op 19 januari 2005 aangifte IB/PVV 2002 gedaan. Bij brief van 21 september 2005 heeft de Inspecteur een aantal vragen gesteld, die de belastingadviseur van belanghebbende, [R] , bij brief van 10 oktober 2005 heeft beantwoord. Een van deze vragen betrof de toename van het vermogen. Op 6 december 2005 heeft de aanslagregelaar telefonisch aanvullende vragen gesteld, die bij brief van 15 december 2005 door [R] zijn beantwoord. De aanslagregelaar noteerde: “Heb de aandelen transactie via FEC en Euronext (020-55504135) gecheckt. Aanbieding gold tot 10-10-02. [X] wachtte tot 21-10-02 en verkocht onderhands voor 12,03, de hoogste beurskoers die dag. Geen AB. Verkocht 3.367.789 aandelen, terwijl er 69.338.860 uitstonden. 4,857%. Dit verklaart de vermogenssprong voldoende.”

2.15

Op 22 december 2005 verzoekt de ex-echtgenote aan de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Buitenland teruggaaf van 10 percent-punt van in 2002 ingehouden dividendbelasting van 25 percent op dividenden die zijn uitgekeerd op de optieaandelen. Het verzoek is ingediend op 22 december 2005.

2.16

Met dagtekening 30 december 2005 is de definitieve aanslag IB/PVV 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 372.978 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 339.796.

2.17

De Inspecteur heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV van belanghebbende over de jaren 2002 tot en met 2005. De bevindingen tijdens dit onderzoek zijn vastgelegd in een conceptrapport van 30 november 2010 met bijlagen waarvan een afschrift tot de stukken van het geding behoort.

2.18

Tijdens dit onderzoek is aan belanghebbende de eerste navorderingsaanslag IB/PVV 2002 (H.27) opgelegd, waarbij het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang is vastgesteld op € 7.025.753.

2.19

Bij de uitspraak op bezwaar van 8 december 2011 is het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang nader vastgesteld op € 6.624.605.

2.20

Op 9 mei 2012 heeft de ex-echtgenote tegenover een notaris een verklaring afgelegd, waarvan de schriftelijke vastlegging onder meer als volgt luidt:

“In the first part of April, 2002, [X] discussed with me the proposed acquisition of 350,000 shares in [I] NV, which he intended to acquire on my behalf. I do not recall the exact date of this but I recall that what we discussed was a transaction that had not yet occurred.”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbende de optieaandelen hield voor rekening en risico van zijn ex-echtgenote, die het economische belang bij die aandelen had, zodat hij geen aanmerkelijk belang had. Bij ontkennende beantwoording van die vraag is in geschil of sprake is van een nieuw feit dan wel kwade trouw.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, vermindering van de navorderingsaanslag en vaststelling van een verlies uit aanmerkelijk belang. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing