Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8742, 14/00390 t/m 14/00406

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 17-11-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8742, 14/00390 t/m 14/00406

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
17 november 2015
Datum publicatie
27 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:8742
Zaaknummer
14/00390 t/m 14/00406

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Navordering. Verzwegen buitenlandse bankrekening. Verlengde navorderingstermijn. Schending evenredigheidsbeginsel? Voortvarendheid.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00390 tot en met 14/00406

uitspraakdatum: 17 november 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 maart 2014, nummers AWB 12/512 tot en met AWB 12/517, AWB 12/519 tot en met AWB 12/521, AWB 12/523, AWB 12/525, AWB 12/526 en AWB 12/528 tot en met AWB 12/532, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende zijn de volgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:

a. voor het jaar 1993 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.37) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen van € 36.548 (ofwel: fl. 80.540), alsmede bij beschikking een boete van € 3.465 (ofwel: fl. 7.635). Tevens is bij beschikking € 2.284 (ofwel: fl. 5.034) aan heffingsrente in rekening gebracht;

b. voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.47) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 39.836 (ofwel: fl. 87.787), alsmede bij beschikking een boete van € 3.750 (ofwel: fl. 8.264). Tevens is bij beschikking € 2.806 (ofwel: fl. 6.184) aan heffingsrente in rekening gebracht;

c. voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.57) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 46.756 (ofwel: fl. 103.036), alsmede bij beschikking een boete van € 3.399 (ofwel: fl. 7.490). Tevens is bij beschikking € 2.361 (ofwel: fl. 5.203) aan heffingsrente in rekening gebracht;

d. voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.67) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 36.865 (ofwel: fl. 81.240), alsmede bij beschikking een boete van € 2.812 (ofwel: fl. 6.196). Tevens is bij beschikking € 1.918 (ofwel: fl. 4.227) aan heffingsrente in rekening gebracht;

e. voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.77) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 41.381 (ofwel: fl. 91.191), alsmede bij beschikking een boete van € 2.729 (ofwel: fl. 6.014). Tevens is bij beschikking € 1.780 (ofwel: fl. 3.922) aan heffingsrente in rekening gebracht;

f. voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.87) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 33.554 (ofwel: fl. 73.944), alsmede bij beschikking een boete van € 2.727 (ofwel: fl. 6.009). Tevens is bij beschikking € 1.601 (ofwel: fl. 3.528) aan heffingsrente in rekening gebracht;

g. voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.97) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 37.583 (ofwel: fl. 82.823), alsmede bij beschikking een boete van € 1.387 (ofwel: fl. 3.057). Tevens is bij beschikking € 732 (ofwel: fl. 1.612) aan heffingsrente in rekening gebracht;

h. voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.07) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen van € 44.260 (ofwel: fl. 97.535), alsmede bij beschikking een boete van € 4.677 (ofwel: fl. 10.306). Tevens is bij beschikking € 2.127 (ofwel: fl. 4.687) aan heffingsrente in rekening gebracht;

i. voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.17) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.154 (ofwel: fl. 70.858) en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 15.497 (ofwel: fl. 34.151), alsmede bij beschikking een boete van € 1.513 (ofwel: fl. 3.334). Tevens is bij beschikking € 556 (ofwel: fl. 1.225) aan heffingsrente in rekening gebracht;

j. voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .H.27) IB/PVV, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.793 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 14.387, alsmede bij beschikking een boete van € 1.307. Tevens is bij beschikking € 394 aan heffingsrente in rekening gebracht;

k. voor het jaar 1994 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.47) vermogensbelasting (hierna: VB), berekend naar een belastbaar bedrag van € 260.016 (ofwel: fl. 573.000), alsmede bij beschikking een boete van € 756 (ofwel: fl. 1.665). Tevens is bij beschikking € 496 (ofwel: fl. 1.093) aan heffingsrente in rekening gebracht;

l. voor het jaar 1995 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.57) VB, berekend naar een belastbaar bedrag van € 239.596 (ofwel: fl. 528.000), alsmede bij beschikking een boete van € 717 (ofwel: fl. 1.581). Tevens is bij beschikking € 537 (ofwel: fl. 1.183) aan heffingsrente in rekening gebracht;

m. voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.67) VB, berekend naar een belastbaar bedrag van € 269.092 (ofwel: fl. 593.000), alsmede bij beschikking een boete van € 737 (ofwel: fl. 1.624). Tevens is bij beschikking € 512 (ofwel: fl. 1.128) aan heffingsrente in rekening gebracht;

n. voor het jaar 1997 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.77) VB, berekend naar een belastbaar bedrag van € 289.058 (ofwel: fl. 637.000), alsmede bij beschikking een boete van € 758 (ofwel: fl. 1.670). Tevens is bij beschikking € 519 (ofwel: fl. 1.143) aan heffingsrente in rekening gebracht;

o. voor het jaar 1998 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.87) VB, berekend naar een belastbaar bedrag van € 242.319 (ofwel: fl. 534.000), alsmede bij beschikking een boete van € 688 (ofwel: fl. 1.516). Tevens is bij beschikking € 449 (ofwel: fl. 989) aan heffingsrente in rekening gebracht;

p. voor het jaar 1999 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.97) VB, berekend naar een belastbaar bedrag van € 300.403 (ofwel: fl. 662.000), alsmede bij beschikking een boete van € 674 (ofwel: fl. 1.485). Tevens is bij beschikking € 396 (ofwel: fl. 872) aan heffingsrente in rekening gebracht;

q. voor het jaar 2000 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [000.00.000] .K.07) VB, berekend naar een belastbaar bedrag van € 394.789 (ofwel: fl. 870.000), alsmede bij beschikking een boete van € 922 (ofwel: fl. 2.032). Tevens is bij beschikking € 486 (ofwel: fl. 1.071) aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

De navorderingsaanslagen IB/PVV 1993 en VB 1994 zijn gedagtekend 30 december 2005. Op 2 februari 2006 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993 en VB 1994. De navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2002 en VB 1995 tot en met 2000 zijn gedagtekend 30 december 2006. Op 31 januari 2007 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2002 en VB 1995 tot en met 2000.

1.3

Belanghebbende heeft bij brief van 31 januari 2012, ontvangen door de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) op 1 februari 2012, beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Daarbij heeft belanghebbende de Rechtbank verzocht om oplegging van een dwangsom voor elke dag dat de Inspecteur te laat is met het doen van de uitspraken op bezwaar.

1.4

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 maart 2012 de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993 tot en met 2002, de navorderingsaanslagen VB 1994 tot en met 2000, de over die jaren vastgestelde beschikkingen heffingsrente en de over die jaren opgelegde boetebeschikkingen, verminderd.

1.5

De Inspecteur heeft geen uitspraak gedaan op het verzoek om toekenning van een immateriële schadevergoeding en een dwangsom.

1.6

Na onderzoek ter zitting gehouden door de Rechtbank op 28 februari 2013, heeft de Rechtbank bij heropeningsbesluit van 25 maart 2013 het vooronderzoek op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht heropend ten einde de Inspecteur in de gelegenheid te stellen op de zaken betrekking hebbende stukken over te leggen en nadere inlichtingen te verstrekken. Hierop heeft belanghebbende bij brief van 30 mei 2013 verzocht de rechters alsmede de griffier te wraken. Bij beschikking van 16 augustus 2013 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank het verzoek om wraking niet-ontvankelijk verklaard.

1.7

Met toestemming van partijen heeft de Rechtbank vervolgens het onderzoek, zonder nadere zitting, gesloten.

1.8

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 11 maart 2014:

- de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard;

- de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993, 2001 en 2002 en VB 1994 en bijbehorende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen ongegrond verklaard;

- de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 en bijbehorende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen gegrond verklaard;

- de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de belastingjaren 1994 tot en met 2000 met uitzondering van de navorderingsaanslag VB 1994 vernietigd;

- de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 verminderd overeenkomstig overweging 4.9 van de uitspraak van de Rechtbank;

- de beschikkingen heffingsrente bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 dienovereenkomstig verminderd; en

- de bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 opgelegde boetes dienovereenkomstig verlaagd.

1.9

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.10

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben. Belanghebbende heeft op 23 februari 2015 een nader stuk ingediend.

1.11

Het onderzoek ter zitting van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 28 mei 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur.

1.12

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.13

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting op de voet van artikel 8:64, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht, geschorst teneinde de Inspecteur in de gelegenheid te stellen te reageren op de pleitnota van belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat op 8 juni 2015 naar partijen is verzonden.

1.14

De Inspecteur heeft bij brief van 23 juni 2015 aan het Hof op de pleitnota gereageerd, waarop belanghebbende bij brief van 3 augustus 2015 heeft gereageerd.

1.15

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting hervat op 24 september 2015. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] en mr. [C] namens de Inspecteur.

1.16

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.17

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De feiten

2.1

Belanghebbende, geboren [in] 1933, is getrouwd met [D] (geboren [in] 1941) en in de onderhavige jaren woonachtig aan de [a-straat] 47 te [Z] .

2.2

Het Bundesamt für Finanzen te Bonn (Duitsland) heeft bij brief van 23 juli 2003 het volgende aan de Belastingdienst/FIOD-ECD te Haarlem geschreven:

“aufgrund des Artikels 4 der vorgenannten EG-Amtshilfe-Richtlinie übersende ich Ihnen 81 Mitteilungen die für Ihr Besteuerungsverfahren von Bedeutung sein können.

Die betroffenen niederländischen Personen sind aus der beigefügten Aufstellung ersichtlich.

Diese informationen unterliegen der in Artikel 7 der EG-Amtshilfe-Richtlinie vorgesehenen Vertraulichkeit und dürfen nur für die dort genannten steuerlichen Zwecke verwendet werden.”

2.3

De in 2.2 vermelde brief is op 28 juli 2003 door de Belastingdienst/FIOD-ECD te Haarlem ontvangen en op 29 juli 2003 ter verdere behandeling aan [E] van de FIOD-ECD Haarlem Opsporingsdienst doorgezonden.

2.4

Het Centraal archief van de Belastingdienst heeft eind augustus/begin september 2003 aangiftebiljetten IB/PVV en VB van belanghebbende aan de Inspecteur toegestuurd.

2.5

Op 9 oktober 2013 is een landelijke applicatie voor de verdere behandeling van de renseignementen door de diverse belastingeenheden geïnstalleerd.

2.6

Bij brief van 16 oktober 2003 heeft de Inspecteur de aangiftebiljetten IB/PVV en VB van belanghebbende en gegevens vanuit de lokale systemen IBS en RIS aan de FIOD-ECD toegestuurd.

2.7

Begin maart 2004 zijn de renseignementen, waaronder de op belanghebbende betrekking hebbende renseignementen, door de FIOD-ECD ter verdere behandeling naar de diverse eenheden uitgezet.

2.8

De Inspecteur heeft op 15 april 2004 een verzoek om informatie (opgaaf Buitenlands Vermogen; hierna: de opgaaf) verzonden naar belanghebbende omdat volgens de Inspecteur uit onderzoek is gebleken dat belanghebbende gerechtigd is (geweest) tot buitenlandse vermogensbestanddelen. Belanghebbende heeft de opgaaf op 28 april 2004 geretourneerd. Daarbij is door belanghebbende aangegeven dat hij een bankrekening bij [a-bank] te Duitsland heeft gehad. Belanghebbende heeft dit als volgt toegelicht:

“Wij hebben geen vermogensbestanddelen in het buitenland.

In de jaren -90 hebben we een aantal jaren een rekening gehad van ± 20.000 DM

Alweer enige jaren geleden is deze rekening opgeheven!”

2.9

Op 3 mei 2004 heeft de Inspecteur een verzoek om nadere informatie omtrent de bankrekening bij [a-bank] aan belanghebbende verzonden. Op 22 juni 2004 heeft de Inspecteur een herinnering aan belanghebbende verzonden met het verzoek om vóór 22 juli 2004 te reageren.

2.10

Naar aanleiding van het informatieverzoek heeft belanghebbende bij brief van 14 juli 2004 aan de Inspecteur meegedeeld dat hij reeds voor 3 juni 2004 het antwoordformulier heeft geretourneerd. Op het antwoordformulier heeft belanghebbende geschreven:

“… deel ik U mede geen administratieve gegevens te bezitten met betrekking tot de jaren -90.

Mijn administratie bestaat uit een lade met bonnetjes, bank- en giroafschriften, die in de regel maximaal 2 à 3 jaren worden bewaard en vervolgens vernietigd.

Uit het blote hoofd (…) kan ik U vertellen dat het een bedrag van ± DM 20000 aan spaargeld betrof.

De rekening is omstreeks het jaar 2000 opgeheven en het vrijkomende bedrag is contant opgenomen in de huishoudpot c.q. vakantiepot.”

2.11

De Inspecteur heeft op 28 juli 2004 een laatste herinnering aan belanghebbende verzonden. Hierop heeft belanghebbende in september 2004 bij brief gereageerd. Belanghebbende heeft in deze brief vermeld:

“Zoals u reeds eerder is medegedeeld, ging het hier om een bedrag van DM. 20000,- spaargeld.

De duitse bankpapieren waren voor ons moeilijk te begrijpen en zijn derhalve vrij snel na ontvangst in de prullenmand verdwenen.

De rentes zijn voornamelijk besteed aan goedkope duitse benzine.

De kopieën die u hierbij aantreft zijn door ons verkregen tegen betaling van €75,-

Na opheffing van de rekening is de hoofdsom opgenomen in de vakantie – huishoudpot.”

2.12

Vervolgens heeft op 26 november 2004 een gesprek tussen de Inspecteur en belanghebbende plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft belanghebbende aangegeven dat hij bij [b-bank] verdere gegevens gaat opvragen. [b-bank] heeft deze gegevens bij brief van 30 december 2004 naar belanghebbende gezonden, welke gegevens belanghebbende naar de Inspecteur heeft doorgezonden.

2.13

Bij brief van 2 december 2004 heeft de Inspecteur aangekondigd dat, ter behoud van rechten, navorderingsaanslagen IB/PVV 1992 en VB 1993 zullen worden opgelegd naar geschatte bedragen. Bij brief van 3 december 2004 heeft de Inspecteur aangekondigd dat boetes van 50% zullen worden opgelegd. De aangekondigde navorderingsaanslagen en boetes zijn met dagtekening 30 december 2004 aan belanghebbende opgelegd.

2.14

Bij brief van 10 maart 2005 heeft de Inspecteur een berekening van de verschuldigde IB/PVV over de jaren 1993 tot en met 2002 alsmede van de verschuldigde VB over de jaren 1994 tot en met 2000 aan belanghebbende toegestuurd.

2.15

Belanghebbende heeft bij brief van 10 april 2005 op deze berekeningen gereageerd.

2.16

Bij brief van 26 mei 2005 heeft de Inspecteur het volgende aan belanghebbende geschreven:

“Ik heb uw berekening over de jaren 1993 t/m 2001 van de rente-inkomsten uit de tegoeden die u en uw vrouw in die jaren in Duitsland aanhielden beoordeeld. Vergelijking met de door mij gemaakte berekening laat met name verschillen zien in de rente-inkomsten van de [b-bank] en de bankkosten. Ik wil graag met u een afspraak maken om de verschillen samen te bekijken. Wilt u contact met mij opnemen voor het maken van een afspraak?”

2.17

Bij brief van 11 november 2005 heeft de Inspecteur het volgende aan belanghebbende geschreven:

“Het is alweer enige tijd geleden dat wij contact hebben gehad over de hoogte van de rente-inkomsten uit de tegoeden die u en uw vrouw in 1993 t/m 2001 aanhielden in Duitsland. Tot op heden is het ons niet gelukt daarover van gedachten te wisselen. Ik vraag u daarom volgende week woensdagochtend contact met mij op te nemen.

Ik maak tegelijkertijd van de gelegenheid gebruik u in te lichten over het feit dat 1993 voor wat betreft de inkomstenbelasting en vermogensbelasting staat te verjaren. Mochten wij in november onverhoopt niet tot een afspraak kunnen komen dan zie ik mij genoodzaakt dit jaar nog een navorderingsaanslag inkomsten- en vermogensbelasting over 1993 op te leggen. Ik zal daarbij aansluiten bij de berekening die ik heb gemaakt en welke ik u op 10 maart 2005 heb toegestuurd.”

2.18

Bij brief van 5 december 2005 heeft de Inspecteur aangegeven dat hij vooralsnog geen aanleiding ziet om de door hem gemaakte berekeningen aan te passen. Verder heeft de Inspecteur in dezelfde brief aangekondigd dat hij met betrekking tot het jaar 1993 een navorderingsaanslag IB/PVV en met betrekking tot het jaar 1994 een navorderingsaanslag VB zal opleggen, rekening houdend met boetes van 50% en heffingsrente. Met dagtekening 30 december 2005 heeft de Inspecteur de aangekondigde navorderingsaanslagen en boetes aan belanghebbende opgelegd en bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht.

2.19

Belanghebbende heeft bij brief van 2 februari 2006 bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993 en VB 1994.

2.20

Belanghebbende heeft bij brief van 7 februari 2006 aan de Inspecteur nog gegevens van een bankrekening bij [a-bank] toegestuurd.

2.21

De Inspecteur heeft bij brief van 8 maart 2006 aan belanghebbende geschreven dat hij akkoord gaat met het in aanmerking nemen van bankkosten, dat de heffingsrente onderdeel uitmaakt van het berekeningsmodel, welke door hem niet benaderbaar of te veranderen is en dat hij wat betreft de [b-bank] tot de conclusie is gekomen dat er wel degelijk sprake is van rente.

2.22

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 18 augustus 2006 aan de Inspecteur geschreven:

“Tijdens de bespreking op 11 augustus jl. hebben wij geconstateerd dat partijen drie onderwerpen verdeeld blijven houden. Ten eerste de waardering van de aangekochte obligaties bij de Commerz Bank. Ten tweede de waardering van de opbrengst van DIT Bonds Luxemburg en tenslotte de aangekondigde boete. (…). Volgens u hield dat in dat bij de berekening van de op te leggen aanslagen u uitging van de bedragen zoals eerder kenbaar gemaakt aan de heer en mevrouw [X] alsmede dat het bedrag aan heffingsrente zou worden opgenomen, zoals toen berekend. (…). In het telefonisch onderhoud van 17 augustus j.l. deelde u mede dat was meegedeeld dat een vaststellingsovereenkomst zoals door ons besproken thans niet meer afgesloten mag worden in dit soort zaken. (…). Uit uw woorden maakte ik op dat dat naar uw mening dan ook impliceert dat u moest terugkomen op uw meerdere malen gedane toezegging met betrekking tot de heffingsrente.”

2.23

De Inspecteur heeft bij brief van 22 augustus 2006 aan de gemachtigde van belanghebbende geschreven:

“… gestreefd heb naar een voor beide partijen aanvaardbare oplossing. Vanaf het allereerste moment heb ik mijn bedoelingen en het geheel van kaders, regels en afspraken waaraan ik mij dien te houden, helder gecommuniceerd naar dhr. en mw. [X] . Zij zijn gedurende het onderzoek door mij onder andere gewezen op het feit dat over de boete van 50% en de heffingsrente niet kon worden onderhandeld maar onderdeel uitmaakte van een mogelijk compromis indien wij het eens zouden kunnen worden over de enkelvoudige belasting. Een en ander, zo heb ik hen voorgesteld, zou de verschuldigde (enkelvoudige) belasting, heffingsrente en boete in één navorderingsaanslag vermogensbelasting worden opgelegd. (…). In het kader van een pragmatische oplossing – waarbij ik nadrukkelijk heb aangegeven dat dhr. en mw. [X] op geen enkele wijze anders zou worden behandeld dan andere belastingplichtigen en dat de voorwaarden waaronder het compromis zou worden gesloten door beide partijen onderschreven moesten worden – heb ik de mogelijkheid geopperd om één navorderingsaanslag op te leggen waarbij u slechts ten aanzien van de boete bezwaar zou aantekenen. Als uitgangspunt voor de navorderingsaanslag heb ik de berekeningsmodellen voorgesteld die ik als bijlage bij mijn brief van 8 maart jl. heb gevoegd ondanks het feit dat de heffingsrente is berekend per 31 december 2004. Nu deze mogelijkheid vanwege interne afspraken bij de Belastingdienst niet tot de mogelijkheid behoort, zal ik overgaan tot het opleggen van navorderingsaanslagen voor de jaren 1994 t/m 2002 waarbij rekening zal worden gehouden met boete en heffingsrente.”

2.24

De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 25 augustus 2006 aan de Inspecteur geschreven:

“Met betrekking tot de heffingsrente heeft u meermaals te kennen gegeven dat u bij de berekening van de op te leggen aanslagen uit zult gaan van de reeds berekende en bekende bedragen heffingsrente. U plaatst thans uw toezegging met betrekking tot de heffingsrente echter in een ander kader: alsof de toezegging enkel effect zal hebben als er een overeenkomst bereikt zou worden ten aanzien van de enkelvoudige belasting. Dat voorbehoud hebt u niet gemaakt tijdens de bespreking. Ons inziens is uw toezegging met betrekking tot de heffingsrente niet afhankelijk van het al dan niet bereiken van een overeenkomst inzake de enkelvoudige belasting.”

2.25

Bij brief van 8 december 2006 heeft de Inspecteur belanghebbende meegedeeld dat hij voornemens is om navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2002 en VB 1995 tot en met 2000 met boetes op te leggen. Met dagtekening 30 december 2006 heeft de Inspecteur de aangekondigde navorderingsaanslagen en boetes aan belanghebbende opgelegd en bij beschikkingen heffingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft bij brief van 31 januari 2007 tegen deze navorderingsaanslagen, boetes en beschikkingen heffingsrente bezwaar gemaakt.

2.26

Belanghebbende heeft bij brief van 31 januari 2012, door de Rechtbank ontvangen op 1 februari 2012, beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar.

2.27

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 28 maart 2012 de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993 tot en met 2002, de navorderingsaanslagen VB 1994 tot en met 2000, de over die jaren vastgestelde beschikkingen heffingsrente en de over die jaren opgelegde boetebeschikkingen, verminderd. De Inspecteur heeft geen uitspraak gedaan op het verzoek van belanghebbende om toekenning van een immateriële schadevergoeding en een dwangsom.

2.28

Naar aanleiding van het heropeningsbesluit van de Rechtbank van 25 maart 2013 heeft de Inspecteur bij brief van 11 april 2013 alsnog de op belanghebbende betrekking hebbende renseignementen van de Duitse autoriteiten overgelegd. Het betreft de volgende documenten:

a. een mededeling met betrekking tot [X] of [X1] , [a-straat] 47, [Z] NL, [b-bank] AG; Konto-nr.: [0000000] , betreffende een transactie van 6 augustus 1991 met betrekking tot de afgifte van effecten ("Tafelpapieren") ten bedrage van fl. 140.000;

een mededeling met betrekking tot [X] of [X1] , [a-straat] 47, [Z] NL, [b-bank] AG; Konto-nr.: [0000000] , betreffende een transactie van 27 oktober 1992 met betrekking tot de afgifte van effecten ("Tafelpapieren") ten bedrage van fl. 279.000;

een lijst met namen waarop staat vermeld: per 2 januari 1997 rekeningnummer [0000000] [X] oder [X1] , [a-straat] 47 Niederlande.

2.29

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 11 maart 2014:

- de beroepen tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard;

- de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993, 2001 en 2002 en VB 1994 en bijbehorende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen ongegrond verklaard;

- de beroepen inzake de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 en bijbehorende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen gegrond verklaard;

- de uitspraken op bezwaar met betrekking tot de belastingjaren 1994 tot en met 2000 met uitzondering van de navorderingsaanslag VB 1994 vernietigd;

- de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 verminderd overeenkomstig overweging 4.9 van de uitspraak van de Rechtbank;

- de beschikkingen heffingsrente bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 dienovereenkomstig verminderd; en

- de bij de navorderingsaanslagen IB/PVV 1994 tot en met 2000 en VB 1995 tot en met 2000 opgelegde boetes dienovereenkomstig verlaagd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de navorderingsaanslagen IB/PVV en VB, de beschikkingen heffingsrente en de boetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek gaat het daarbij om de antwoorden op de volgende vragen:

 zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV 1993, 1994 en 2001 en VB 1994 tijdig vastgesteld?

 Zijn de navorderingsaanslagen voortvarend vastgesteld?

 Zijn de beschikkingen heffingsrente tot de juiste bedragen vastgesteld?

 Zijn de boetes terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

 Heeft belanghebbende recht op toekenning van een vergoeding voor de werkelijke proceskosten?

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, en tot vernietiging van de navorderingsaanslagen en de beschikkingen alsmede tot veroordeling van de Inspecteur in de werkelijke proceskosten van belanghebbende.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing