Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6541, 15/00963 en 15/00965

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-08-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6541, 15/00963 en 15/00965

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 augustus 2016
Datum publicatie
26 augustus 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:6541
Formele relaties
Zaaknummer
15/00963 en 15/00965

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Thuiszorgorganisatie. Ter beschikking stelling auto’s aan werknemers? Bewijs? Schending eigendomsrecht? Boete terecht?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 15/00963 en 15/00965

uitspraakdatum: 16 augustus 2016

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op de hogere beroepen van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) en van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 23 juni 2015, nummer AWB 14/2973, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd. Voorts zijn bij beschikkingen heffingsrente en belastingrente in rekening gebracht en een boete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en de beschikkingen. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boete verminderd en de in rekening gebrachte heffingsrente en belastingrente verlaagd.

1.3.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep gegrond verklaard, de naheffingsaanslag en de heffings- en belastingrente verminderd en de boete vernietigd.

1.4.

Beide partijen hebben hoger beroep ingesteld.

1.5.

Beide partijen hebben in elkaars hoger beroep een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2016 te Arnhem. Namens belanghebbende zijn daar verschenen [A] en [B] , bijgestaan door mr. [C] . Namens de Inspecteur is verschenen mr. [D] , bijgestaan door [E] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is een thuiszorgorganisatie, opgericht [in] 2008, die diensten verricht op het gebied van huishoudelijke zorg, verpleeghulp bij verzorging van wonden, injecties, sondevoeding en dergelijke, begeleiding bij lichamelijke, neurologische en psychologische aandoeningen en terminale zorg. Belanghebbende heeft in 2012 ongeveer 90 medewerkers in dienst. Deze medewerkers werken veelal parttime.

2.2.

Vanaf oktober 2012 heeft de Inspecteur een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffing, met name voor zover deze betrekking hebben op het privégebruik auto en de fiscale verwerking daarvan. Het onderzoek strekt zich uiteindelijk uit over de aangiftetijdvakken van juni 2008 tot en met december 2012.

2.3.

Belanghebbende bezit in de onderhavige jaren steeds ongeveer negen auto’s. Het betreft veelal kleine auto’s met een hoge leeftijd, die door belanghebbende in gebruikte staat zijn aangeschaft. Enkele auto’s kwalificeren vanwege hun geringe CO2-uitstoot als ‘schone’ auto. De auto’s worden vooral gebruikt voor het bezoeken van patiënten thuis door werknemers van belanghebbende.

2.4.

De auto’s worden afwisselend door verschillende werknemers gebruikt, al naar gelang dat voor hun dienst noodzakelijk is en welke auto beschikbaar is. De gang van zaken daarbij is als volgt. Aan het begin van hun dienst halen zij de sleutel van de hun voor die dienst toegewezen auto op in het kantoor van belanghebbende, waar een sleutelkast aanwezig is. Na hun dienst parkeren zij de gebruikte auto weer bij het kantoor van belanghebbende en leveren de sleutel weer in of hangen de sleutel zelf terug in de sleutelkast. Afhankelijk van tijd en plaats van de werkzaamheden worden ook wel auto’s door werknemers mee naar huis genomen. Deze gang van zaken is door werknemers en ex-werknemers schriftelijk bevestigd. Achteraf is niet meer na te gaan op welke momenten welke werknemers de verschillende auto’s in gebruik hebben gehad.

2.5.

Belanghebbende heeft haar werknemers medegedeeld, dat zij de auto’s niet voor privédoeleinden mogen gebruiken. Een deel van de werknemers heeft bij indiensttreding ook een aanhangsel bij de arbeidsovereenkomst getekend waarin zij verklaren dat de auto niet voor privédoeleinden zal worden gebruikt. Een deel van de werknemers heeft in privé ook een auto, een deel niet. Ter zitting van de Rechtbank heeft belanghebbende verklaard dat gemiddeld 25 tot 30 werknemers frequent een auto gebruiken. Bij overtreding van het verbod op privégebruik is een boete verschuldigd van € 250. Daarnaast wordt gewaarschuwd voor mogelijke fiscale consequenties.

2.6.

Voor geen van de auto’s is een kilometeradministratie bijgehouden.

2.7.

Belanghebbende beschikt over twee brandstofpassen van Shell. Deze passen worden door het kantoorpersoneel tijdelijk, afwisselend, aan de werknemers meegegeven om brandstof te tanken op de momenten waarop dat noodzakelijk is. De werknemers hoeven geen bonnen van de tankbeurten over te leggen of kilometerstanden bij het tanken door te geven. De getankte brandstof wordt periodiek door Shell gefactureerd.

2.8.

In het controletijdvak zijn verkeersovertredingen met auto’s op naam van belanghebbende begaan, waarvoor boetes zijn opgelegd. Belanghebbende heeft verklaard dat voor zover kan worden achterhaald wie de overtreding heeft begaan, de originele boetebeschikking aan deze werknemer wordt gegeven met de opdracht zorg te dragen voor betaling uit eigen middelen. Dit verklaart waarom de boetes voor het overgrote deel niet zijn verwerkt in de administratie van belanghebbende.

2.9.

De Inspecteur beschikt daarnaast over gegevens, waarbij vastleggingen zijn gemaakt van kentekens van auto’s op naam van belanghebbende op verschillende locaties in Nederland. De Inspecteur heeft een overzicht overgelegd met 61 vastleggingen van gebruik van meerdere auto’s die op naam van belanghebbende staan, buiten de kantooruren en/of buiten de regio waarin belanghebbende werkzaam is. Belanghebbende heeft deze vastleggingen onderzocht. 21 daarvan hebben betrekking op privégebruik door de directie. Over dat privégebruik was ten onrechte geen belasting geheven, maar de onderhavige naheffingsaanslag heeft daarop geen betrekking. Zeven vastleggingen hebben betrekking op privégebruik van een auto door een werknemer, die naderhand mede om deze reden is ontslagen. Voor vijf vastleggingen kon belanghebbende geen verklaring geven.

2.10.

Met elke auto op naam van belanghebbende wordt jaarlijks 18.000 tot 36.000 kilometer gereden.

2.11.

De Inspecteur is op basis van de bevindingen tijdens het onderzoek tot de conclusie gekomen dat de auto’s regelmatig mee naar huis worden genomen en daarom in beginsel privé kunnen worden gebruikt, dat op het gebruik van de brandstofpassen geen toezicht wordt gehouden en dat diverse auto’s regelmatig op afwijkende tijdstippen en locaties zijn gesignaleerd. Verder is sprake van een substantieel aantal gereden kilometers per jaar en is voor geen enkele auto een kilometerregistratie bijgehouden. De Inspecteur heeft daarom geconcludeerd dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat het privégebruik van de verschillende auto’s minder dan 500 kilometer per jaar bedraagt. Hij heeft daarom gesteld dat het privégebruik tot het loon moet worden gerekend en wel tot een bedrag van 25% van de cataloguswaarde van de auto’s. Op basis van de cataloguswaarde en de gebruiksduur heeft hij vervolgens het bedrag van de bijtelling en de daarover verschuldigde loonheffingen berekend. De loonbelasting is daarbij voor alle jaren gesteld op 72,4% (eindheffing) en de premie Zorgverzekeringswet op het voor de verschillende jaren geldende percentage. Dit heeft geleid tot de in geschil zijnde naheffingsaanslag met boete. Voorafgaand daaraan is aan belanghebbende bij brief van 15 januari 2013 kennis gegeven van het voornemen een boete op te leggen.

2.12.

Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar aangetekend. Naar aanleiding van het bezwaar is belanghebbende gehoord op 6 december 2013.

2.13.

Bij uitspraak op bezwaar van 13 maart 2014 zijn de naheffingsaanslag en de boete verminderd. De reden voor deze vermindering is gelegen in een verlaging van de bijtelling tot 14% voor enkele auto’s, omdat deze auto’s een lagere CO2-uitstoot hebben, in toepassing van het enkelvoudig tarief op één auto, omdat in een ontslagprocedure een vordering tot verhaal van de nageheven loonheffing is gedaan en in herziening van de heffingsgrondslag van cataloguswaarde naar waarde in het economische verkeer voor twee auto’s gedurende de periode dat deze ouder waren dan 15 jaar, onder verhoging van het bijtellingspercentage.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in het hoger beroep van belanghebbende in geschil of de auto’s door belanghebbende aan haar werknemers ter beschikking zijn gesteld als bedoeld in artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB), zo ja, of is gebleken dat daarmee niet meer dan 500 km op kalenderjaarbasis voor privédoeleinden is gereden en of de naheffingsaanslag een ontoelaatbare aantasting van het eigendomsrecht vormt.

3.2.

In het hoger beroep van de Inspecteur is in geschil of het aan de grove schuld van belanghebbende is te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven en, zo ja, welke boete passend en geboden is.

3.3.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank inzake de naheffingsaanslag en van die naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank inzake de boete en tot vaststelling van de boete op 25% van de nageheven belasting en premie.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing