Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5577, 16/00483 t/m 16/00488 en 16/00497 t/m 16/00502

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5577, 16/00483 t/m 16/00488 en 16/00497 t/m 16/00502

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 juli 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:5577
Formele relaties
Zaaknummer
16/00483 t/m 16/00488 en 16/00497 t/m 16/00502

Inhoudsindicatie

OB. Maatschappij ter bevordering van geneeskunde. Opleidings- en registratiediensten. Koepelvrijstelling van toepassing? Instelling op gebied van sociale zekerheid?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 16/00483 tot en met 16/00488 en 16/00497 tot en met 16/00502 en 16/01259

uitspraakdatum: 4 juli 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2016, nummers AWB 15/2787 tot en met 15/2790, 15/2792 en 15/2793, ECLI:NL:RBGEL:2016:1647, en tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 september 2016, nummer AWB 13/7067, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

Uitspraak van 24 maart 2016

1.1.

Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen omzetbelasting, verzuimboetes en beschikkingen heffingsrente c.q. belastingrente opgelegd:

jaar

aanslagnummer

belasting

boete

rente

2008

[00.00.000] .F.01.8501

€ 921.364

€ 4.537

€ 129.221

2009

[00.00.000] .F.01.9501

€ 854.270

€ 4.537

€ 108.409

2010

[00.00.000] .F.01.0501

€ 744.846

€ 4.537

€ 75.901

2011

[00.00.000] .F.01.1501

€ 830.949

€ 4.920

€ 62.344

2012

[00.00.000] .F.01.2501

€ 576.046

€ 4.920

€ 28.962

2013

[00.00.000] .F.01.3501

€ 866.400

€ 4.920

€ 17.568

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen, verzuimboetes en beschikkingen heffingsrente c.q. belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente c.q. belastingrente verminderd en de verzuimboetes vernietigd.

1.4.

Partijen hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

Uitspraak van 20 september 2016

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 24 juli 2012 aan de Inspecteur goedkeuring verzocht tot toepassing van de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). De Inspecteur heeft dit verzoek bij beschikking van 4 maart 2013 afgewezen.

1.6.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.7.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de beschikking herroepen en het verzoek van belanghebbende toegewezen. De Rechtbank heeft hierbij bepaald dat belanghebbende met ingang van 24 juli 2012 dient te worden erkend als instelling van sociale aard en dat de activiteiten van belanghebbende op het gebied van opleiding en registratie behoren tot de aangewezen leveringen en diensten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB.

1.8.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

Beide uitspraken

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 mei 2017. Van de zitting zijn twee processen-verbaal opgemaakt, die aan deze uitspraak zijn gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is in 1849 opgericht voor alle artsen en studenten geneeskunde in Nederland. Op grond van haar statuten kent belanghebbende tot 1 januari 2015 als leden beroepsverenigingen van artsen en individuele leden. Sinds 1 januari 2015 kent belanghebbende geen individuele leden meer.

2.2.

Belanghebbende heeft als statutaire doelstelling de geneeskunst in de ruimste zin te bevorderen, in het belang van de volksgezondheid. Uit de statuten volgt dat zij dat doel tracht te bereiken door onder meer bevordering van geneeskundige wetenschap en kennis, bevordering van de volksgezondheid en van een kwalitatief verantwoorde gezondheidszorg, bestudering en behandeling van vraagstukken die het belang van alle artsen direct of indirect betreffen, belangenbehartiging van de leden, coördinatie van de werkzaamheden die de beroepsverenigingen verrichten op de gebieden, waarop de taken van belanghebbende betrekking hebben, regeling van opleiding en registratie van specialisten, het opstellen van gedragsregels voor haar leden en het bevorderen van het federatieve karakter van belanghebbende. Een taak van belanghebbende is de registratie van specialisten in het specialistenregister als voorzien in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). Ook is een regeling getroffen voor beroepen die niet zijn erkend als specialisme, zoals jeugdarts, spoedeisendehulparts, e.d. De beoefenaren van dergelijke zogenoemde profielen, worden in een profielregister opgenomen. Daarnaast behandelt belanghebbende aanvragen om erkenning als opleider, plaatsvervangend opleider en opleidingsinrichting in verband met de opleiding van artsen in opleiding tot specialist. In dit verband houdt belanghebbende ook registers bij.

2.3.

Uit de Wet BIG volgt dat een arts zich slechts als zodanig mag presenteren en de hem toekomende bevoegdheden slechts mag uitoefenen als de arts zich laat registreren in het BIG-register. Dit register wordt ingevolge de Wet BIG beheerd door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS).

2.4.

Alvorens een medische vervolgopleiding kan worden gevolgd, moet de arts zich inschrijven in het opleidingsregister van belanghebbende. Indien belanghebbende een eindverklaring (verklaring in verband met succesvol beëindigen van de opleiding) van een arts ontvangt, beëindigt zij de inschrijving in het opleidingsregister, waarna de arts van belanghebbende het bericht ontvangt dat het verzoek om registratie in een specialistenregister of profielregister kan worden ingediend. Belanghebbende brengt voor de aanvragen vaste bedragen in rekening.

2.5.

Na registratie in een register betalen de specialisten en profielartsen periodiek bedragen aan belanghebbende voor (her)registratie in het specialisten- of profielregister.

2.6.

Belanghebbende stelt via het College voor Geneeskundige Specialismen (hierna: CGS) eisen aan de kwaliteit van de opleidingen tot profielarts of specialist, alsmede aan de opleidingsinrichting, de (plaatsvervangend) opleiders en de specialisten zelf. Tot 1 januari 2010 werden deze taken uitgevoerd door drie verschillende colleges. Belanghebbende houdt via de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (hierna: RGS) toezicht op de kwaliteit van opleiders, opleidingsinrichting en specialisten. Tot 1 januari 2013 werden deze taken uitgevoerd door drie verschillende commissies. De RGS beoordeelt de (her)registraties, opleidingen en erkenningen van de opleidingsinrichtingen en de (plaatsvervangend) opleiders aan de hand van regelgeving van het CGS.

2.7.

De opleidingsinrichtingen en (plaatsvervangend) opleiders betalen erkenningsgelden. Belanghebbende brengt de vergoedingen via een factuur in rekening aan de opleidingsinrichting. Belanghebbende verzorgt zelf geen opleidingen. Wel organiseert zij incidenteel cursussen en symposia over algemene aspecten van de geneeskunst.

2.8.

Bij belanghebbende is een controle uitgevoerd naar de omzetbelastingplicht van belanghebbende in het jaar 1994. Van deze controle is een rapport opgemaakt met dagtekening 31 januari 1996. In dit rapport is onder meer het volgende opgenomen:

“2 Omzetbelasting

2.0.1

Vrijgestelde prestaties

Op grond van artikel 11 lid 1 letter u van de Wet op de omzetbelasting juncto artikel 9 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting en artikel 9a van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting zijn de diensten van de KNMG aan de leden vrijgesteld van omzetbelasting met uitzondering van het uitlenen van personeel, het verzorgen van loon- en salarisadministratie, de financiële administratie en de grootboekadministratie, diensten op het gebied van automatisering alsmede het ter beschikking stellen van computerapparatuur, expertisewerkzaamheden, onderzoeken, inspecties, taxaties, arbitrage en advisering in het kader van een verzekering of een schadegeval en het verlenen van verplichte bijstand als bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanhef, van de Arbeidsomstandighedenwet, alsmede het verlenen van dergelijke bijstand op vrijwillige basis.

In het verleden zijn afspraken gemaakt waarbij activiteiten zoals de exploitatie van het bedrijfsrestaurant en van de vrijstelling uitgezonderde diensten zoals het bijhouden van administraties buiten de heffing konden blijven. Met betrekking tot diensten aan niet leden zijn nimmer afspraken gemaakt.

Gemaakte afspraken in het verleden zijn met ingang van 1 juli 1995 opgezegd (zie brief van 27 april 1995 van mw. Mr. [A] ) Dit betekent dat de exploitatie van het bedrijfsrestaurant en de van de vrijstelling uitgezonderde diensten aan de leden met ingang van 1 juli 1995 belast zijn.

Diensten en leveringen aan derden zijn altijd belast geweest. Derhalve dient de verschuldigde omzetbelasting met terugwerkende kracht (tot en met 1991) te worden nageheven.

Omdat de administratie niet is afgestemd op de omzetbelasting is het niet mogelijk om de af te dragen omzetbelasting te bepalen. De verschuldigde omzetbelasting is nog wel vast te stellen, maar de voorbelasting is niet te benaderen.

(…)

6 Intern memo (niet openbaar)

Dit gedeelte is niet bestemd voor openbaarmaking.

In het verleden zijn diverse afspraken gemaakt met de fiscus die eigenlijk niet gemaakt hadden moeten worden.

Bij een vereniging als [X] waar bijna alles vrijgesteld is, geeft het grote problemen om de voorbelasting toe te rekenen aan de belaste prestaties. Zeker gezien de forse geldstromen (inkomsten ongeveer f 6.700.000 kosten ongeveer f 6.800.000) Een groot probleem was ook dat de administratie niet afgestemd was op de omzetbelasting. Om dit achteraf te doen is een grote financieele investering omdat er binnen het maatwerkpakket geen ruimte is.

Alle gekozen praktische oplossingen zijn op voorstel van belasting plichtige waarbij opgemerkt dient te worden dat het financieele belang voor de fiscus niet uit het oog is verloren. (…) Ik ben niet echt gelukkig met de gekozen oplossingen, maar zeker is dat het voor de fiscus niet onvoordelig uitpakt.

Met betrekking tot van de vrijstelling uitgezonderde diensten aan de landelijke verenigingen is het laatste woord nog niet gesproken. De heer [B] zal zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel omdat hem ter ore is gekomen dat de fiscus inzake dezelfde problematiek een soepel standpunt zou hebben ingenomen hij de Zorgfederatie. Afgesproken is dat hij dit met Andrea zal bespreken.”

2.9.

Door de toenemende vereniging van artsen met hetzelfde specialisme of profiel in de federatiepartners is het aantal individuele leden (artsen/natuurlijke personen) van belanghebbende in de loop der tijd gedaald. In 1999 heeft belanghebbende besloten tot een structuurwijziging, waardoor zij zich als overkoepelende organisatie voor de federatiepartners heeft ontwikkeld. Belanghebbende is een koepelorganisatie van de volgende federatiepartners:

- [C] ;

- [D] ;

- [E] ;

- [F] ;

- [G] ;

- [H] ;

- [I] ;

- [J] .

2.10.

In de jaren 2008 tot en met 2012 voert belanghebbende de ledenadministratie voor enkele federatiepartners, waarvoor zij een vergoeding ontvangt. Die ledenadministratie bevat de persoonsgegevens van de individuele leden van federatiepartners. Belanghebbende houdt die gegevens actueel door het verwerken van aan- en afmeldingen van leden en het muteren van adresgegevens en gegevens over de werkgevers, duur en status van het lidmaatschap en registratie van dubbelleden. Verder verzendt belanghebbende contributienota’s. Belanghebbende int de contributies voor de federatiepartners op afzonderlijke, op naam van de federatiepartners gestelde bankrekeningen en maakt die contributies integraal over aan die federatiepartners. Die contributies worden niet in de financiële administratie van belanghebbende verwerkt, maar worden door de federatiepartners zelf verwerkt in hun eigen financiële administratie.

2.11.

De toenmalige gemachtigde van belanghebbende heeft in februari 2010 contact opgenomen met de Inspecteur om onder meer de omzetbelastinggevolgen te bespreken van de diensten van het onderdeel “Opleiding & Registratie” van belanghebbende. In de brief van 19 februari 2010 bespreekt de toenmalige gemachtigde de mogelijke behandeling van belanghebbende als overheid voor de door dit onderdeel verrichte diensten en tevens de in geschil zijnde vrijstellingsbepalingen.

2.12.

Vanaf 3 juli 2013 is een boekenonderzoek uitgevoerd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het jaar 2008. Op 19 november 2013 is daarvan een conceptrapport opgemaakt. Kort nadien is het onderzoek uitgebreid met de jaren 2009 tot en met 2013. Het definitieve rapport dateert van 25 juli 2014. In het rapport zijn in verband met registraties en erkenningen de volgende door belanghebbende gefactureerde bedragen opgenomen:

2008

€ 6.664.310,16

2009

€ 6.500.406,22

2010

€ 5.995.868,59

2011

€ 7.136.416,94

01-01-2012 t/m 30-09-2012

€ 4.558.676,53

01-10-2012 t/m 31-12-2012

€ 1.784.526,64

2013

€ 7.246.786,49

2.13.

In het controlerapport is op basis van deze bedragen de verschuldigde omzetbelasting als volgt berekend:

2008:

€ 6.664.310,16/119*19 = € 1.064.049

2009:

€ 6.500.406,22/119*19 = € 1.037.879

2010:

€ 5.995.868,59/119*19 = € 957.323

2011:

€ 7.136.416,94/119*19 = € 1.139.427

01-01-2012 t/m 30-09-2012:

€ 4.558.676,53/119*19 = € 727.855

01-10-2012 t/m 31-12-2012:

€ 1.784.526,64/121*21 = € 309.711

2013:

€ 7.246.786,49/121*21 = € 1.257.706

2.14.

Ter zake van onder meer de werkzaamheden met betrekking tot de ledenadministraties van de federatiepartners is in het controlerapport eveneens een berekening gemaakt. Daarbij zijn de volgende werkzaamheden van belanghebbende ten behoeve van federatiepartners in de berekening betrokken:

- ledenadministratie;

- salarisadministratie;

- afwikkeling jaarrekening;

- useraccounts;

- bijdrage ICT-netwerk (abonnement);

- informatiecentrum;

- doorbelastingen kantoorautomatisering.

De totaalbedragen voor deze werkzaamheden bedroegen in de jaren 2008 tot en met 2013 achtereenvolgens € 230.141,52, € 214.614,54, € 225.852,92, € 225.958,42, € 108.599 en € 124.575. De hierover verschuldigde omzetbelasting is in het rapport als volgt berekend:

2008:

€ 230.141,52/119*19 = € 36.745

2009:

€ 214.614,54/119*19 = € 34.266

2010:

€ 225.852,92/119*19 = € 36.060

2011:

€ 225.958,42/119*19 = € 36.077

01-01-2012 t/m 30-09-2012

€ 81.449,00/119*19 = € 13.004

01-10-2012 t/m 31-12-2012:

€ 27.150,00/121*21 = € 4.711

2013:

€ 124.575,00/121*21 = € 21.620

2.15.

Voorts hebben nog enkele niet in geschil zijnde correcties plaatsgevonden. Op basis van alle correcties zijn de naheffingsaanslagen in het controlerapport als volgt berekend:

Jaar

Verschuldigde omzetbelasting

Voorbelasting

Naheffing

2008

€ 1.132.395

€ 211.032

€ 921.363

2009

€ 1.100.121

€ 245.851

€ 854.270

2010

€ 1.024.851

€ 280.005

€ 744.846

2011

€ 1.219.519

€ 388.570

€ 830.949

2012

€ 1.091.748

€ 515.702

€ 576.046

2013

€ 1.309.176

€ 402.397

€ 906.779

2.16.

Op basis van de bevindingen uit het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslagen omzetbelasting, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente c.q. belastingrente opgelegd. In verband met een suppletie omzetbelasting die belanghebbende op 5 maart 2014 heeft ingediend over 2013, welke suppletie leidt tot een teruggaaf van € 40.379, heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag voor dat jaar vastgesteld op € 866.400.

2.17.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de koepelvrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB van toepassing is op de registratie- en opleidingsdiensten die belanghebbende verleent aan individuele leden en artsen die lid zijn van één van de federatiepartners (hierna: getrapte leden). De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende op de medische vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel c of g, van de Wet OB en de onderwijsvrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet OB afgewezen. Voorts heeft de Rechtbank het beroep op gewekt vertrouwen afgewezen.

2.18.

Aan de hand van de cijfermatige uitwerking van belanghebbende heeft de Rechtbank de verschuldigde omzetbelasting herrekend. Uitgaand van die gegevens, en de onbetwiste stelling dat 7,64% van de artsen niet tot de rechtstreekse en getrapte leden behoort, bedraagt de vermindering voor elk van de volgende jaren:

2008: 92,36% x (€ 886.706 - € 19.271) = € 801.163, zodat resteert € 120.201;

2009: 92,36% x (€ 805.551 - € 20.630) = € 724.953, zodat resteert € 129.317;

2010: 92,36% x (€ 709.010 - € 22.089) = € 634.441, zodat resteert € 110.405;

2011: 92,36% x (€ 801.009 - € 23.554) = € 718.058, zodat resteert € 112.891;

2012: 92,36% x (€ 591.654 - € 13.478) = € 534.004, zodat resteert € 42.042;

2013: 92,36% x € 906.279 = € 837.040, zodat resteert € 29.360.

2.19.

Belanghebbende staat ingeschreven in het Centraal Register Kortdurend Beroepsonderwijs (hierna: CRKBO) en is lid van de Nederlandse [K] .

2.20.

Partijen hebben hangende het hoger beroep overleg gevoerd over de cijfermatige uitwerking. Het resultaat is neergelegd in de brief van belanghebbende van 4 mei 2017.

3 Geschil

Uitspraak 24 maart 2016

3.1.

In geschil is of op de door belanghebbende verrichte opleidings- en registratiediensten en de diensten met betrekking tot de ledenadministratie van de federatiepartners een vrijstelling van toepassing is en of bij belanghebbende in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt. Voorts is in geschil of de verzuimboetes terecht zijn opgelegd.

3.2.

Voor de opleidings- en registratiediensten neemt belanghebbende primair het standpunt in dat de koepelvrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel u, van de Wet OB van toepassing is. Subsidiair neemt belanghebbende het standpunt in dat de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel c of g, van de Wet OB van toepassing is op de registratiediensten en de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel o, van de Wet OB op de opleidingsdiensten. Voorts beroept belanghebbende zich op gewekt vertrouwen als gevolg van het onderzoek naar het jaar 1994. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de opleidings- en registratiediensten niet aan de aandacht van de controlerend ambtenaar kunnen zijn ontsnapt. Uit het intern memo leidt belanghebbende af dat de controlerend ambtenaar de jaarrekening van 1994 heeft ingezien. In deze jaarrekening staan de ontvangsten van deze diensten vermeld, ruim f 3.400.000. Door desondanks geen naheffingsaanslag op te leggen, is impliciet het vertrouwen gewekt dat de handelwijze van belanghebbende juist was. De verzuimboetes zijn ten onrechte opgelegd, omdat belanghebbende een pleitbaar standpunt heeft ingenomen. Belanghebbende wijst op de recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ).

3.3.

De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in.

Uitspraak 20 september 2016

3.4.

In geschil is of de Inspecteur het verzoek van belanghebbende om te worden erkend als instelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de Wet OB terecht heeft afgewezen. In dit verband beroept belanghebbende zich tevens op het Unierechtelijke neutraliteitsbeginsel.

3.5.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij een sociaal geëngageerde vereniging is die diensten verricht op het gebied van de sociale zekerheid dan wel die nauw daarmee samenhangen. Belanghebbende bewaakt en verbetert de kwaliteit van de gezondheidszorg in Nederland en toekenning van de vrijstelling is in lijn met doel en strekking daarvan, aangezien dit voorkomt dat de kosten van de gezondheidszorg oplopen en de toegang wordt bemoeilijkt. Belanghebbende beroept zich op het neutraliteitsbeginsel. De Inspecteur wil geen inzicht verschaffen in de beschikkingen die hij sinds 2006 heeft genomen. Het is de plicht van de Inspecteur, als bevoegde instantie die het Unierecht moet uitvoeren, om het neutraliteitsbeginsel na te leven. Belanghebbende kan niet controleren of de weigering in haar geval leidt tot schending van de neutraliteit. Dit betekent dat de Inspecteur niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Het verzoek moet ook op deze grond worden toegewezen.

3.6.

De Inspecteur bestrijdt dat belanghebbende aan de voorwaarden voldoet. Belanghebbende is primair de vertegenwoordiger van de belangen van de artsen. Sociaal engagement en gezondheidszorg zijn niet hetzelfde. De diensten op het gebied van registratie en opleiding staan in een te ver verband ten opzichte van de gezondheidszorg. Van schending van de neutraliteit is geen sprake. Belanghebbende voert zelf aan dat zij en haar diensten uniek zijn. De Inspecteur heeft bij de behandeling van het verzoek in aanmerking genomen of hem gelijksoortige gevallen bekend waren. Die waren er niet. Dit betekent dat weigering geen schending van het neutraliteitsbeginsel betekent, aangezien het criterium is dat gelijksoortige diensten gelijk worden behandeld. De Inspecteur weerspreekt dat hij de beschikkingen die aan andere verzoekers zijn afgegeven, heeft geraadpleegd. Deze beschikkingen heeft hij niet paraat, want hiervan wordt geen apart register bijgehouden. Iedere beschikking zit in het dossier van de desbetreffende verzoeker dat lokaal wordt bijgehouden door de competente eenheid van de Belastingdienst. De beschikkingen hebben geen rol gespeeld bij de besluitvorming en zijn geen stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Indien het Hof tot het oordeel komt dat de beschikkingen toch stukken van het geding zijn, is de Inspecteur bereid deze op de voet van artikel 8:29 van de Awb aan de geheimhoudingskamer van het Hof te overleggen.

3.7.

Niet in geschil is dat belanghebbende niet naar winst streeft.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing