Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5864, 15/01235

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-07-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5864, 15/01235

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
11 juli 2017
Datum publicatie
28 juli 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:5864
Formele relaties
Zaaknummer
15/01235

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Verzwegen buitenlandse bankrekening? Voldaan aan informatieverzoeken. Informatiebeschikking vernietigd.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 15/01235

uitspraakdatum: 11 juli 2017

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 30 juli 2015, nummer AWB 14/7439, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft ten aanzien van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2010 op grond van artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een informatiebeschikking vastgesteld.

1.2.

De Inspecteur heeft de informatiebeschikking na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak op bezwaar ingestelde beroep is door de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) op 30 juli 2015 ongegrond verklaard. In haar uitspraak heeft de Rechtbank belanghebbende een termijn van zes weken gesteld, gerekend vanaf de dag na die waarop de uitspraak van de Rechtbank onherroepelijk is geworden, om alsnog de in de informatiebeschikking gestelde vragen te beantwoorden en de daarin verzochte informatie te verstrekken.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2016. De behandeling ter zitting heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de zaak met het nummer 15/01236. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden.

1.6.

Het Hof heeft aanleiding gezien het onderzoek te heropenen. Het Hof heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te brengen. Nadat belanghebbende deze stukken heeft ingebracht, heeft de Inspecteur daarop schriftelijk gereageerd.

1.7.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2017. De behandeling ter zitting heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van de zaak met het nummer 15/01236. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is samen met zijn echtgenote, [A] , in 1994 rekeninghouder geweest van de bankrekening met nummer [00000] bij de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: KB‑Lux). Aan deze bankrekening waren sub-rekeningen, waarvan sommige in vreemde valuta, gekoppeld. Enkele van deze sub-rekeningen zijn vermeld op microfiches die de Belastingdienst heeft ontvangen van de Belgische autoriteiten. Op deze bankrekening en de daaraan gekoppelde op de microfiches vermelde sub-rekeningen stond op 31 januari 1994 een totaalsaldo van, omgerekend, fl. 65.548,50.

2.2.

De Inspecteur heeft op 19 maart 2013 de volgende vragen aan de gemachtigde van belanghebbende gesteld over de bankrekening bij de KB-lux:

“ 1. Is deze bankrekening in 2010 en 2011 nog steeds door uw cliënt en/of zijn partner aangehouden?

2. Zo ja, wat was het saldo, inclusief onderliggende sub- en beleggingsrekeningen, op 1 januari en 31 december 2010?

3. Zo nee, waar wordt het eerder op de KBL-rekening gestalde vermogen in 2010 aangehouden?

4. Wat was het saldo van die andere rekeningen op 1 januari en 31 december 2010?

5. Indien niet langer vermogen in het buitenland wordt aangehouden, wanneer en op welke binnenlandse rekening is dit vermogen gestort of wanneer en waarvoor is het aangewend?

6. Ik verzoek u de bescheiden met betrekking tot de buitenlandse rekening(en) (in kopie) voor deze jaren te overleggen.”

2.3.

Belanghebbende heeft deze vragen op 22 maart 2013 als volgt beantwoord:

“ 1. De door u bedoelde bankrekening wordt niet in 2010 en 2011 aangehouden;

2. Niet van toepassing;

3. Het op 31 januari 1994 aangehouden saldo is in 1994 teruggeboekt naar een Nederlandse bankrekening die in de aangifte is verantwoord. Welke rekening dat 19 jaar geleden precies is geweest, is niet meer bekend;

4. Voor saldi verwijs ik u naar de ingediende aangifte;

5. Zie voormeld;

6. Niet van toepassing.”

2.4.

De Inspecteur heeft op 21 mei 2013 de in geschil zijnde informatiebeschikking vastgesteld waarin dezelfde vragen zijn opgenomen.

2.5.

Belanghebbende heeft een verklaring van de KB-Lux van 14 augustus 2014 overgelegd die is gericht aan de rechthebbende. In de verklaring is vermeld dat de rekening met nr. [00000] meer dan tien jaar geleden werd afgesloten en dat het cliëntendossier en de financiële gegevens van de rekening, inclusief de identiteit van de titularis van deze rekening, zijn vernietigd.

2.6.

Op 24 juni 2015 heeft de KB-Lux in een niet ondertekende en niet geadresseerde brief medegedeeld, dat in sommige gevallen van rekeningen die ouder zijn dan 10 jaar toch informatie bewaard is gebleven. In de brief heeft de KB-Lux herhaald dat van de rekening met nr. [00000] geen informatie bewaard is gebleven.

2.7.

In een mailbericht van 6 oktober 2015 heeft [B] , assistent private banker bij [C] (hierna: [C] ), aan de gemachtigde van belanghebbende medegedeeld, dat zij geen bankafschriften van voor het jaar 1997 kunnen verstrekken.

2.8.

De civiele kamer van het Hof heeft in zijn arrest van 3 november 2015, nr. 200.171.031/01, ECLI:NL:GHARL:2015:8313 – waarvan de Hoge Raad in het arrest van 9 juni 2017, nr. 16/00303, ECLI:NL:HR:2017:1046 het beroep in cassatie heeft verworpen – geoordeeld dat de Staat aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende en zijn echtgenote meer informatie kunnen verkrijgen indien zij zich daartoe de inspanningen getroosten die in redelijkheid van hen kunnen worden gevergd. Van belanghebbende en zijn echtgenote mag, naar het oordeel van de civiele kamer, worden gevergd dat zij druk uitoefenen op de KB-Lux in elk geval middels een sommatiebrief van hun advocaat. Daarop heeft de advocaat van belanghebbende op 8 december 2015 een brief aan de KB-Lux gestuurd, waarin is verzocht alsnog informatie te verstrekken over het verloop, het tijdstip van opheffing en saldo en bestemming van het saldo bij opheffing. De KB-Lux heeft in reactie daarop in een brief van 8 januari 2016 de inhoud van de onder 2.5. en 2.6. genoemde brieven bevestigd.

2.9.

Daarnaast heeft belanghebbende [C] verzocht informatie te verstrekken over het bedrag/de bedragen die in 1993 tot 1995 zijn overgemaakt naar en ontvangen van de KB-Lux. Nadat het Hof belanghebbende daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, heeft belanghebbende de volgende, op blanco briefpapier en niet geadresseerde verklaring van 7 oktober 2016 overgelegd van [D] , assistent private banker van [C] :

“U heeft verzocht een opgaaf te verstrekken van de ontvangsten, op de rekeningen van [00001] en [00002] die u in de periode 1993 t/m 1995 heeft aangehouden bij [C] , welke afkomstig zijn van rekeningen bij de Kredietbank Luxemburg met stamnummer [00000] (in ieder geval omvattende de rekeningen [00003] , [00004] en [00005] ). De bank verklaart dat zij op basis van de aan de bank ter beschikking staande gegevens op geen enkele wijze informatie over deze ontvangsten kan verschaffen.”

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur de informatiebeschikking terecht heeft vastgesteld en of hij bij het vaststellen daarvan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend en de tweede bevestigend. De Inspecteur neemt het tegenovergestelde standpunt in.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, tot vernietiging van de informatiebeschikking en tot vergoeding van de werkelijke proceskosten.

3.3.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing