Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7522, 17/00001

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-08-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:7522, 17/00001

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 augustus 2017
Datum publicatie
4 september 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:7522
Formele relaties
Zaaknummer
17/00001

Inhoudsindicatie

Ten onrechte bij voorlopige aanslag verleende teruggaaf is terecht verrekend bij het opleggen van de definitieve aanslag. Daaraan doet niet af dat de Ontvanger de teruggaaf heeft benut voor de verrekening met een omzetbelastingschuld van belanghebbende.

Uitspraak

Belastingkamer

locatie Leeuwarden

nummer 17/00001

uitspraakdatum: 30 augustus 2017

Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 november 2016, nummer LEE 16/1277, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op 7 oktober 2013 heeft belanghebbende een aangifte in de IB/PVV voor 2012 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil.

2.2.

Op het aangiftebiljet is door de Belastingdienst als naam van belanghebbendes echtgenote [A] , geboren [in] 1955, vermeld. Op het aangiftebiljet is onder vraag 3 [A] als naam van de fiscale partner van belanghebbende ingevuld. Daarbij is een handtekening geplaatst die duidelijk leesbaar is als [A] .

2.3.

In zijn aangifte heeft belanghebbende als betaalde alimentatie voor de ex-partner een bedrag opgegeven van € 92.260. Als de persoon aan wie hij de alimentatie heeft betaald heeft hij [A] vermeld, geboren [in] 1955, met als adres het woonadres van belanghebbende.

2.4.

De Inspecteur heeft met dagtekening 22 november 2013 overeenkomstig de aangifte van belanghebbende een voorlopige aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. Dit heeft ertoe geleid dat het door belanghebbende terug te ontvangen bedrag is vastgesteld op € 9.864. Omdat een eerdere voorlopige aanslag leidde tot een terug te ontvangen bedrag van € 85, is het meer terug te ontvangen bedrag vastgesteld op € 9.779.

2.5.

Op 22 november 2013 heeft de Ontvanger van de Belastingdienst (de Ontvanger) het bedrag van € 9.779 verrekend met op dat moment nog openstaande aanslagen in de omzetbelasting.

2.6.

Bij brief van 2 januari 2014 heeft belanghebbende een verzoek om wijziging van de voorlopige aanslag gedaan. Belanghebbende heeft toegelicht dat hij in de aangifte een fout had gemaakt door als aftrek in verband met alimentatie een bedrag van € 92.260 op te geven terwijl het juiste bedrag € 9.226 was.

2.7.

Op 30 januari 2015 heeft de Inspecteur, in afwijking van de aangifte, de definitieve aanslag opgelegd naar een verzamelinkomen van € 40.081. Dit leidde tot een door belanghebbende te betalen bedrag van € 13.353.

2.8.

In de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag verminderd tot een naar een verzamelinkomen van € 28.280. De aanslag is aldus verminderd met € 5.046.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of bij het opleggen van de definitieve aanslag terecht de verrekening met de voorlopige aanslag heeft plaatsgevonden, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de Inspecteur bevestigend wordt beantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij, doordat de Ontvanger de bij de voorlopige aanslag verleende teruggaaf heeft verrekend met belanghebbendes omzetbelastingschuld, de teruggaaf niet heeft ontvangen en daardoor in feite de inkomstenbelasting tweemaal heeft moeten betalen. Die verrekening door de Ontvanger is nadelig voor belanghebbende omdat de Ontvanger had toegezegd dat er geen invorderingsmaatregelen zouden worden genomen. Ook is die verrekening in strijd met een toezegging dat de omzetbelastingschuld niet met inkomstenbelasting zou worden verrekend, en bovendien willekeurig, omdat er gevallen zijn waarin de Belastingdienst hiervan geen gebruik maakt. Belanghebbende verzoekt "om de situatie terug te draaien" naar het moment voor het indienen van het aangiftebiljet, "alsof de schrijffout niet heeft plaatsgevonden".

3.3.

De Inspecteur heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing