Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1128, 17/00526

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-02-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1128, 17/00526

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 februari 2018
Datum publicatie
16 februari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:1128
Zaaknummer
17/00526

Inhoudsindicatie

Invordering. Aansprakelijkstelling notaris voor overdrachtsbelasting. Onterecht toegepaste reorganisatievrijstelling.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00526

uitspraakdatum: 6 februari 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de ontvanger van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Ontvanger)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 4 april 2017, nummer AWB 15/4478, ECLI:NL:RBGEL:2017:1838 in het geding tussen de Ontvanger en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende is bij beschikking van de Ontvanger van 30 oktober 2014 op grond van artikel 42 van de Invorderingswet 1990 aansprakelijk gesteld voor de overdrachtsbelasting die van [A] bv (hierna: [A] ) over het jaar 2007 is nageheven .

1.2.

De Ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de beschikking aansprakelijkstelling vernietigd.

1.4.

De Ontvanger heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Op 12 maart 2004 is de commanditaire vennootschap [B] VI cv (hierna: [B] CV VI of de cv) opgericht, met [C] VI bv als beherend vennoot en één commanditaire vennoot. Beleggers konden commanditaire vennoot in de cv worden door de aanschaf van participaties van elk € 15.000. In totaal 340 commanditaire vennoten hebben in totaal 810 participaties van elk € 15.000 aangeschaft. Mede met de hiermee verworven gelden heeft de cv op 31 maart 2004 de economische eigendom verworven van het bedrijfspand aan de [a-straat] 5 te [D] (hierna: de onroerende zaak). De juridische eigendom van de onroerende zaak is verworven door Stichting [E] VI (hierna: [E] VI).

2.2.

In 2008 heeft de cv het voornemen de onroerende zaak te verkopen. Nadat een koper is gevonden, heeft [F] een advies gegeven over de wijze waarop de onroerende zaak zonder heffing van overdrachtsbelasting over kon gaan op de koper. Belanghebbende heeft als notaris de verkoop begeleid en de akten gepasseerd. Hij heeft daartoe op 28 december 2007 een stappenplan opgesteld. In dat stappenplan treedt [G] bv (hierna: [G] ) namens de koper op. In het stappenplan zijn de volgende stappen omschreven:

“Stappenplan

1) Bestuurswisseling [E] VI door een bestuursbesluit waarbij de huidige bestuurders (eervol) worden ontslagen (en gedechargeerd) en nieuwe bestuurders worden benoemd.

2) Oprichting [A] BV met een geplaatst kapitaal van 18.000 gewone aandelen en 162.000 cumulatief preferente aandelen (CP aandelen).

3) Overdracht van alle geplaatste aandelen in het kapitaal van [C] VI B.V. aan vier (niet verbonden) kopers, zodanig dat geen van de kopers een aanmerkelijk belang krijgt.

4) Overdracht van de geplaatste 162.000 CP aandelen door [G] aan [B] CV Vl.

5) Overdracht van de economische eigendom van de onroerende zaak door [B] CV VI aan [A] BV tegen een koopprijs van € 35.700.000,00 met een beroep op de interne reorganisatievrijstelling voor de heffing van overdrachtsbelasting.

6) Financiering van de aankoop van de economische eigendom door [A] BV door een hypothecaire lening en vestiging van recht van eerste hypotheek door [E] VI en [A] BV.

7) [B] CV VI dient de 162.000 CP aandelen gedurende ten minste 3 jaren te houden.

8) [E] VI blijft eigenaar van de juridische eigendom (lege huls) van de onroerende zaak.

9) overdracht participaties in [B] CV VI na 1 januari 2008 aan bij voorkeur vier (niet verbonden) kopers, zodanig dat geen van de kopers een aanmerkelijk belang krijgt.

10) Overdracht van de geplaatste 18.000 gewone aandelen in het kapitaal van [A] B.V. door [G] aan de Koper.”

2.3.

In artikel 25 van de leveringsakte hebben partijen voor de overdrachtsbelasting een beroep gedaan op de zogenoemde reorganisatievrijstelling van artikel 15, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer:

“Omzetbelasting. Overdrachtsbelasting.

Artikel 25.

1. Waar in dit artikel wordt gesproken van "levering" wordt uitsluitend bedoeld de levering in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968.

2. Ter zake de levering van het Verkochte is omzetbelasting verschuldigd aangezien de Verkoper een ondernemer is in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968, de levering plaatsvindt meer dan twee jaren na het tijdstip van ingebruikneming van het Verkochte en de Koper en de Verkoper een Optieverzoek hebben ingediend.

3. De Koper doet ter zake de overdrachtsbelasting een beroep op de vrijstelling, bedoeld in artikel 15 lid 1 aanhef en letter h van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, aangezien de Koper en de Verkoper deel uitmaken van hetzelfde concern als bedoeld in artikel 5b lid 2 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer.”

2.4.

Bij brief van 1 februari 2011 heeft de inspecteur aan [A] laten weten dat ten onrechte de reorganisatievrijstelling is toegepast, omdat geen sprake was van een concern.

2.5.

Daarop heeft de inspecteur aan [A] een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd met dagtekening 15 februari 2011. Het bedrag van de aanslag bestond uit een bedrag aan belasting van € 2.142.000, een verzuimboete van € 4.920 en heffingsrente tot een bedrag van € 243.771.

2.6.

Nadat [A] hier bezwaar tegen had gemaakt, heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 25 januari 2012 de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting, de boetebeschikking en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

2.7.

Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 27 januari 2012 is [A] in staat van faillissement verklaard.

2.8.

Op 5 maart 2012 is namens [A] beroep aangetekend tegen de uitspraak op bezwaar van 25 januari 2012.

2.9.

Bij uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 20 augustus 2013 (ECLI:NL:RBGEL:2013:2457) is het beroep van [A] ongegrond verklaard. Daarbij is geoordeeld dat de cv is opgehouden te bestaan als gevolg van de levering van het registergoed aan [A] , zodat geen sprake meer was van de overdracht aan een tot het concern behorende vennootschap. Dit bracht mee dat ten onrechte een beroep was gedaan op de vrijstelling. Tegen deze uitspraak heeft [A] geen hoger beroep ingesteld.

2.10.

Bij gebrek aan baten is het faillissement van [A] op 18 september 2013 geëindigd.

2.11.

Bij beschikking van 30 oktober 2014 heeft de inspecteur vervolgens belanghebbende, als de notaris die de desbetreffende akte heeft verleden, op de voet van artikel 42, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (IW) aansprakelijk gesteld voor de onbetaald gebleven naheffingsaanslag overdrachtsbelasting. Het bedrag van de aansprakelijkstelling bedraagt € 2.142.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de Ontvanger belanghebbende terecht aansprakelijk heeft gesteld voor de betaling van de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting.

3.2.

De Ontvanger beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende beantwoordt deze ontkennend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing