Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2118, 17/00835

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2118, 17/00835

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 maart 2018
Datum publicatie
9 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:2118
Formele relaties
Zaaknummer
17/00835

Inhoudsindicatie

Geen objectieve voordeelsverwachting met betrekking tot administratie werkzaamheden. Er is geen sprake van een bron van inkomen.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 17/00835

uitspraakdatum: 6 maart 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 juli 2017, nummer LEE 16/4323, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.185. Daarbij is een bedrag van € 857 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 september 2016 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 11 juli 2017, verzonden op 17 juli 2017, het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft op 20 augustus 2017 via het digitaal loket van de Raad van State, ingekomen bij het Hof op 23 augustus 2017, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2018 te Leeuwarden. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [A] .

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was in 2012 in loondienst werkzaam bij [B] . Zijn salaris bedroeg € 54.828.

2.2.

Belanghebbende drijft samen met zijn echtgenote vanaf 1 oktober 2012 ‘ [C] ’ in de vorm van een vennootschap onder firma (hierna: de VOF). Daarbij wordt logeeropvang aangeboden aan kinderen met een verstandelijke beperking. Belanghebbendes winstaandeel in 2012 bedraagt € 1.842.

2.3.

Vanaf 2012 oefent belanghebbende onder de naam ‘ [D] ’ een administratiekantoor uit. De werkzaamheden bestaan met name uit het tegen betaling opmaken en indienen van aangiften inkomstenbelasting voor particulieren (hierna: de administratiewerkzaamheden).

2.4.

Belanghebbende heeft op 28 september 2012 een Peugeot 208 gekocht (hierna: de auto). Belanghebbende heeft deze auto voor € 17.445 geactiveerd. Belanghebbende heeft hierop in 2012 een bedrag van € 16.945 willekeurig afgeschreven. Verder heeft hij ter zake van deze aanschaf een investeringsaftrek ten bedrage van € 5.137 in aanmerking genomen.

2.5.

In zijn aangifte IB/PVV 2012 heeft belanghebbende een omzet uit zijn administratiewerkzaamheden aangegeven van € 257. In de aangiften IB/PVV 2013 tot en met 2015 heeft belanghebbende geen omzet aangegeven. Voor de omzetbelasting is over het eerste kwartaal van 2013 een omzet van € 180 aangegeven. Vanaf het tweede kwartaal van 2013 tot en met 2017 heeft belanghebbende voor de omzetbelasting geen omzet aangegeven.

2.6.

De Inspecteur heeft in februari 2013 bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Van het boekenonderzoek is met dagtekening 26 april 2013 een rapport opgesteld. Daarin is onder meer het volgende vermeld:

"Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

Bron van inkomen

(…)

Belastingplichtige vult al enige jaren aangiften inkomstenbelasting in. De klanten zijn tot op heden vooral te vinden in de familie- en kennissenkring. Of hier op korte termijn verandering in komt is nog onduidelijk. Volgens verklaring van belastingplichtige heeft hij tot op heden tegen een geringe vergoeding zijn diensten aangeboden louter om de kosten te kunnen dekken.

Hij verklaart verder dat hij zijn werkzaamheden wil uitbreiden en inmiddels diverse contacten heeft gelegd. Aan de hand van bovenstaande gegevens kan nog niet bepaald worden of er sprake is van een bron van inkomen. (…)

Ondernemerschap inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

Ongeacht of sprake is van een bron heb ik bij de beoordeling van de activiteiten de volgende feiten geconstateerd:

-er is sprake van werkzaamheden van geringe omvang;

-de verwachte omzet is vooralsnog gering;

-de belastingplichtige presenteert zich niet of nauwelijks naar buiten.

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat in ieder geval geen sprake is van ondernemerschap voor de inkomstenbelasting. (…)”

2.7.

Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de Inspecteur ter zake van het administratiekantoor geen opbrengst, kosten, willekeurige afschrijving en investeringsaftrek in aanmerking genomen. Uitsluitend het winstaandeel in de VOF is als ondernemingswinst in aanmerking genomen. De aanslag is als volgt berekend:

Aangifte Aanslag

Loon uit dienstbetrekking € 54.828 € 54.828

Eigen woning -/- 22.264 -/- 22.264

Winst

Omzet administratiekantoor € 257 0

Autokosten -/- 120 0

Andere kosten -/- 42 0

Willekeurige afschrijving -/- 16.945 0

-/- 16.850 0

Winstaandeel VOF 1.842 1.842

Winst totaal -/- 15.008 1.842

Investeringsaftrek -/- 5.137 0

-/- 20.145 1.842

MKB-vrijstelling 2.417 -/- 221

-/- 17.728 1.621

Belastbare winst uit werk en woning 14.836 34.185

2.8.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat ter zake van de administratiewerkzaamheden geen sprake is van winst uit onderneming. Gelet op de aard van de activiteiten, de afwezigheid van investeringen en debiteurenrisico, alsmede gelet op het spraakgebruik, heeft de Rechtbank geoordeeld dat sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden, hetgeen meebrengt dat de aanslag eerder tot een te laag dan tot een te hoog bedrag is opgelegd.

3 Geschil

3.1.

In hoger beroep is de vraag aan de orde of de uitnodiging voor de zitting van de Rechtbank op regelmatige wijze aan belanghebbende is aangeboden. Verder is in geschil of de aanslag tot een juist bedrag is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend. De Inspecteur conformeert zich voor het antwoord op de eerste vraag aan het Hof en beantwoordt de tweede vraag bevestigend.

3.2.

Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij niet langer willekeurig wenst af te schrijven op de auto, dat hij ter zake van de aanschaf van de auto evenmin aanspraak maakt op een investeringsaftrek, maar dat hij als resultaatgenieter wel een reguliere afschrijving op de auto in aanmerking wenst te nemen. Uitgaande van een aanschafprijs van de auto van € 17.445, een restwaarde van € 1.745 en een afschrijvingsperiode van vijf jaar maakt belanghebbende aanspraak op een jaarlijkse afschrijving van € 3.140. Nu de auto is aangeschaft op 28 september 2012, wenst belanghebbende voor 2012 een afschrijvingsbedrag naar tijdsgelang, van € 785 in aanmerking te nemen.

3.3.

De Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat hij niet bestrijdt dat de auto een functie vervult binnen de uitoefening van de administratiewerkzaamheden van belanghebbende en dat belanghebbende als genieter van resultaat uit overige werkzaamheden derhalve in beginsel regulier kan afschrijven op de auto. Door deze afschrijving is evenwel geen voordeel te verwachten uit deze werkzaamheden, zodat geen sprake is van een bron van inkomen. Volgens de Inspecteur kan het belastbare inkomen derhalve niet worden verminderd met het negatieve resultaat uit de administratiewerkzaamheden.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.577. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing