Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2407, 17/00753 t/m 17/00756

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-03-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:2407, 17/00753 t/m 17/00756

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 maart 2018
Datum publicatie
23 maart 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:2407
Zaaknummer
17/00753 t/m 17/00756

Inhoudsindicatie

IB/PVV. ROW. Exploitatie kinderdagverblijf door stichting. Vordering op stichting? Aftrek advocaatkosten?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 17/00753 tot en met 17/00756

uitspraakdatum: 13 maart 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juni 2017, nummers AWB 16/5268 tot en met 16/5271, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Daarbij is bij beschikking belastingrente berekend.

1.2.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Daarbij is bij beschikking belastingrente berekend.

1.3.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV opgelegd. Daarbij is bij beschikking belastingrente berekend.

1.4.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2013 een aanslag ZVW opgelegd. Daarbij is bij beschikking belastingrente berekend.

1.5.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen ZVW 2012 en ZVW 2013 gehandhaafd, de aanslagen IB/PVV 2012 en IB/PVV 2013 verminderd en de belastingrente met betrekking tot de aanslagen IB/PVV 2012 en IB/PVV 2013 dienovereenkomstig verminderd.

1.6.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2012 en ZVW 2012 ongegrond verklaard, de beroepen inzake de aanslagen IB/PVV 2013 en ZVW 2013 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur inzake de aanslagen IB/PVV 2013 en ZVW 2013 vernietigd, de aanslagen IB/PVV 2013 en ZVW 2013 verminderd en de beschikkingen belastingrente met betrekking tot die aanslagen dienovereenkomstig verminderd.

1.7.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.8.

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 22 februari 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende was tot 12 juni 2014 in gemeenschap van goederen gehuwd met [A] (hierna: [A] ). Het huwelijk is door echtscheiding ontbonden.

2.2.

Bij akte van 11 februari 2010 hebben belanghebbende en [A] Stichting [B] (hierna: de stichting) opgericht. In de onderhavige jaren bestond het bestuur van de stichting uit belanghebbende en [A] .

2.3.

Op 1 december 2010 heeft [C] B.V. op verzoek van [D] een rapport uitgebracht in het kader van de Tijdelijke SZW-borgstellingsregeling ondernemers 2009-2010 (hierna: [E] -adviesrapport). In dit rapport is – voor zover van belang – het volgende vermeld:

“[ [A] en belanghebbende] hebben tot nu toe ongeveer € 72.000,- uit eigen middelen geïnvesteerd in en aan kosten gehad aan het kinderdagverblijf.”

2.4.

In 2012 heeft de stichting maandelijks € 2.000 aan belanghebbende overgemaakt onder vermelding van ‘salaris’. In de maand mei 2012 betrof het een bedrag van € 3.931,34, zodat in totaal in 2012 aan belanghebbende is overgemaakt een bedrag van € 25.931,34.

2.5.

In 2013 heeft de stichting in de maanden januari tot en met augustus maandelijks een bedrag van € 2.000 aan belanghebbende overgemaakt onder vermelding van ‘salaris’, gevolgd door een bedrag van € 2.120,69 in de maand september 2013. In totaal is in 2013 aan belanghebbende overgemaakt een bedrag van € 18.120,69.

2.6.

Bij beschikking van 7 oktober 2013 is belanghebbende door de rechtbank Rotterdam ontslagen als bestuurder van de stichting op grond van het bepaalde in artikel 2:298 in samenhang met artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek. Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 29 juli 2014 de beschikking van de rechtbank Rotterdam vernietigd omdat belanghebbende, [A] en de stichting een minnelijke regeling hebben getroffen ter beëindiging van alle geschillen die hen verdeeld hielden. Onderdeel van de gemaakte afspraken is dat belanghebbende zijn functie als bestuurder van de stichting met ingang van 7 oktober 2013 neerlegt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op aftrek van € 36.000 in verband met betalingen die hij zou hebben gedaan ten behoeve van de stichting. Tussen partijen is niet langer in geschil dat belanghebbende recht heeft op een aanvullende aftrek van € 4.692 in verband met advocaatkosten van de onder 2.6 vermelde procedure bij het gerechtshof Den Haag.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben partijen ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing