Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:396, 17/00270

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-01-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:396, 17/00270

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 januari 2018
Datum publicatie
26 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:396
Formele relaties
Zaaknummer
17/00270

Inhoudsindicatie

OB. Ondernemerschap. Belastingadviseur. Lid van coöperatie.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/00270

uitspraakdatum: 16 januari 2018

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 december 2016, nummer AWB 16/2503, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is administratie- en belastingadviseur en als zodanig lid van de NOAB (Nederlandse Orde van Administratie en Belastingadviseurs) en van het RB (Register Belastingadviseurs).

2.2.

Belanghebbende is met zijn compagnon [A] lid en medebestuurder van de Coöperatieve vereniging [B] U.A. en de Coöperatieve vereniging [C] U.A. (hierna: de coöperaties). Tot en met het jaar 2008 was belanghebbende als administratie- en belastingadviseur voor de coöperaties werkzaam, waarbij voor de heffing van loonbelasting was gekozen voor een fictieve dienstbetrekking. De coöperaties zijn ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). Cliënten ten behoeve van wie belanghebbende namens de coöperaties werkzaamheden verrichtte, contracteerden met de coöperaties. De facturen aan cliënten zijn op naam gesteld van de coöperaties.

2.3.

Met ingang van 1 januari 2009 heeft belanghebbende zich ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel als eenmanszaak met de naam [D] . De werkzaamheden voor de coöperaties heeft belanghebbende ongewijzigd voortgezet.

2.4.

In het onderhavige tijdvak bestonden de inkomsten van belanghebbende uit een maandelijkse vergoeding van € 2.500 vanuit de Coöperatieve vereniging [B] UA (hierna ook [B] UA). Belanghebbende heeft ter zitting van de Rechtbank verklaard dat deze vergoeding een voorschot op de winst betreft. Op de vergoeding zijn geen winstuitdelingen gevolgd. Evenmin behoefden bedragen door belanghebbende te worden terugbetaald. Verder ontving belanghebbende voor elke opgerichte coöperatie € 400 van de Coöperatieve vereniging [C] UA (hierna ook [C] UA). Belanghebbende heeft deze vergoedingen maandelijks gedeclareerd door middel van facturen aan de desbetreffende coöperaties. Op de facturen aan de coöperaties heeft belanghebbende omzetbelasting vermeld. Andere inkomsten dan die uit de coöperaties heeft belanghebbende niet genoten.

2.5.

Op 5 maart 2012 is een boekenonderzoek bij belanghebbende gestart. Van dat boekenonderzoek is op 29 oktober 2012 een rapport opgemaakt, dat tot de stukken van het geding behoort. In dat rapport is onder meer het ondernemerschap van belanghebbende voor de omzetbelasting beoordeeld en is de controlerend ambtenaar tot de conclusie gekomen dat belanghebbende met zijn werkzaamheden geen prestaties heeft verricht als ondernemer. Daarom is, aldus het rapport, de op belanghebbendes facturen aan de coöperaties in rekening gebrachte omzetbelasting verschuldigd op grond van het bepaalde in artikel 37 van de Wet en is door belanghebbende ten onrechte voorbelasting in aftrek gebracht.

2.6.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2008 tot en met 2010 opgelegd. Tevens is met dagtekening 27 november 2012 de onderhavige naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Deze naheffingsaanslag bestaat uit de volgende correcties:

jaar

correctie verschuldigde btw (te weinig aangegeven)

correctie voorbelasting

2009

€ 1.188

€ 2.439

2010

€ 4.085

€ 3.157

2011

€ 1.213

2012

€ 986

totaal

€ 5.273

€ 7.795 = € 13.068

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende ondernemer is in de zin van artikel 7 van de Wet, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij zelfstandig een bedrijf uitoefent. Hij voert daartoe aan dat hij een eigen kantoorruimte aanhoudt, een eigen ICT-omgeving in bezit heeft, in kantoormeubilair heeft geïnvesteerd, een eigen website heeft, een „Coöperatie Bibliotheek” heeft, akten van dienstverlening met de coöperaties heeft, in eigen tijd cliënten voor de coöperatie heeft geworven, MKB-coöperaties heeft onderzocht en beschreven, literatuur over eigenaarscoöperaties heeft geschreven, door de coöperaties en cliënten verstrekte opdrachten is nagekomen, zelfstandig verzekerd is voor het beroep van belastingadviseur, lid is van het RB, en het risico loopt dat betaling door debiteuren uitblijft.

3.3.

Voorts stelt belanghebbende dat door de Inspecteur bij hem het in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat hij als ondernemer zou worden aangemerkt en dat de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden doordat hij belanghebbende niet als ondernemer aanmerkt, terwijl „over alle Inspecties over het land heen” over de positie van de zelfstandige beroepsbeoefenaar wordt geoordeeld dat het lidmaatschap in een coöperatie niet de bepalende factor is, maar het verwerven en verkrijgen van inkomen. Tevens heeft de Inspecteur [A] , die zich in dezelfde situatie bevindt als belanghebbende, wel als ondernemer aangemerkt.

3.4.

De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd weersproken.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing