Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4913, 17/01147
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 23-05-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4913, 17/01147
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 23 mei 2018
- Datum publicatie
- 1 juni 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:4913
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1317
- Zaaknummer
- 17/01147
Inhoudsindicatie
IB/PVV. Inkomsten uit hennepkwekerij? Vermoeden van onschuld. Verband met strafprocedure. Bewijs.
Uitspraak
locatie Arnhem
nummer 17/01147
uitspraakdatum: 23 mei 2018
Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 oktober 2017, nummer AWB 16/2857, ECLI:NL:RBGEL:2017:5075, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.862. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.297.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben het Hof bericht dat zij niet ter zitting zullen verschijnen. Het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten.
2 Vaststaande feiten
Belanghebbende staat vanaf 9 januari 2009 in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het adres [a-straat 1] te [Z] (hierna: de woning in [Z] ). Belanghebbende woont op dit adres met zijn partner en kinderen, die ook op dit adres staan ingeschreven. De eigendom van de woning berust bij de partner van belanghebbende. Voor deze woning is een hypothecaire geldlening van € 340.000 afgesloten.
In de periode 25 maart 2002 tot 9 januari 2009 stond belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven op het adres [b-straat 2] te [A] . Belanghebbende is eigenaar van deze woning en van een garagebox op het adres [b-straat 2A] (hierna: de woning en garagebox in [A] ). Op de woning en garagebox in [A] rust een hypotheekschuld van € 210.000.
Belanghebbende was in het onderhavige jaar in loondienst bij [B] BV. De looninkomsten bedroegen € 36.488.
[In] 2013 heeft de Politie Utrecht (hierna: de politie) in een verlaagde ruimte achter de garage behorend bij de woning in [Z] een in werking zijnde hennepdrogerij aangetroffen met onder meer 4.502 gram henneptoppen. Daarnaast heeft de politie op dezelfde dag in de garage die via de woning in [A] toegankelijk was, een hennepkwekerij aangetroffen. Er was reeds geoogst. Op de vloer van de kweekruimte stonden 166 potten met resten van hennepplanten.
Over de hennepdrogerij in de woning in [Z] heeft belanghebbende verklaard dat hij door mensen is benaderd die hem hebben gevraagd om hennep te drogen. Over de hennepkwekerij in de woning in [A] heeft belanghebbende aanvankelijk geen verklaring willen afleggen. Op 22 april 2013 heeft belanghebbende tegenover de politie verklaard dat hij de woning in [A] vanaf mei 2012 en de garagebox in [A] vanaf oktober 2012 heeft verhuurd aan een zekere [C] . Belanghebbende heeft bij de politie diverse bescheiden overgelegd die betrekking hebben op deze verhuur. Belanghebbende heeft verder verklaard dat hij in januari 2013 besloten had de woning in [A] te koop te zetten maar dat hij er toen achter kwam dat in de garage, die toegankelijk was via de woning, een hennepkwekerij aanwezig was. Na bedreigingen door de huurder en andere personen heeft hij met hen afgesproken dat de laatste oogst in zijn woning in [Z] zou worden gedroogd en dat de woning in [A] vervolgens zou worden hersteld. Aldus belanghebbendes verklaring tegenover de politie.
De politie heeft nader onderzoek naar huurder [C] en de overgelegde bescheiden gedaan, hetgeen tot de conclusie heeft geleid dat vermoedelijk sprake is van identiteitsfraude en dat de door belanghebbende overgelegde documenten vals zijn.
Belanghebbende heeft op 17 maart 2013 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 ingediend, zonder daarin inkomsten uit de hennepdrogerij of –kwekerij te vermelden. Hij heeft de rente op de hypothecaire geldleningen ter zake van zowel de woning in [Z] als de woning in [A] als rente van schulden die behoren tot de eigenwoningschuld in aftrek gebracht. Aangifte is gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.558 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.717.
De Inspecteur is in het kader van de gegevensuitwisseling tussen ketenpartners binnen het Convenant Aanpak Hennepteelt in kennis gesteld van de ontmanteling van de hennepdrogerij en –kwekerij in de woningen in [Z] en [A] . Hij heeft belanghebbende daarover bericht bij brief van 1 mei 2013 en tevens medegedeeld dat de inkomsten daaruit als inkomsten uit overige werkzaamheden in de aangifte IB/PVV 2012 moeten worden aangegeven. De Inspecteur heeft belanghebbende verder om nadere informatie verzocht. Belanghebbende heeft bij brief van 29 mei 2013, onder verwijzing naar zijn eerdere verklaringen bij de politie, geantwoord dat hij de woning en de garage in [A] heeft onderverhuurd, dat hij de gegevens over de huurder aan de politie heeft verstrekt, dat hij de huurinkomsten bij zijn aangifte in box 3 heeft verantwoord en dat hij verder geen inkomsten heeft gehad uit de hennepkwekerij.
De verbalisant [D] heeft op 18 maart 2014 van zijn bevindingen een relaas proces-verbaal opgemaakt. Ook van de verhoren zijn processen-verbaal opgemaakt. Deze processen-verbaal behoren tot de gedingstukken. Op basis van het voornoemde proces-verbaal van 18 maart 2014 heeft [D] op 18 maart 2014 een “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij” opgemaakt. Hij is ervan uitgegaan dat in de woning in [A] vijf oogsten van 166 hennepplanten hebben plaatsgevonden in de periode van 30 januari 2012 tot 14 januari 2013. De in de hennepdrogerij in de woning in [Z] aangetroffen henneptoppen zijn volgens belanghebbende afkomstig uit de hennepkwekerij in de woning in [A] . Omdat deze oogst in beslag is genomen, is voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitgegaan van vier oogsten. [D] heeft op basis van de normen van het zogenoemde BOOM-rapport de opbrengst van de vier oogsten berekend op € 60.470,08 en de kosten op € 8.828,88. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is voor de periode 30 januari 2012 tot 14 januari 2013 berekend op € 51.641,20.
Bij brieven van 19 augustus 2015 en 16 september 2015 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht dat van de aangifte wordt afgeweken. De rente die betrekking heeft op de hypotheekschuld op de woning in [A] , zijnde een bedrag van € 9.663, wordt gecorrigeerd. Deze hypotheekschuld behoort niet tot de eigenwoningschuld. Daarnaast zal de Inspecteur het in het “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij” vermelde bedrag van € 51.641 als resultaat uit overige werkzaamheden tot het belastbaar inkomen uit werk en woning rekenen. De aanslag is met dagtekening 2 oktober 2015 met inachtneming van deze correcties opgelegd.
Belanghebbende is door de officier van justitie gedagvaard om [in] 2016 als verdachte ter terechtzitting van de politierechter te Utrecht te verschijnen. De dagvaarding behelsde (na wijziging) drie strafbare verwijten. Volgens het eerste tenlastegelegde feit zou belanghebbende in strijd met de Opiumwet kort gezegd [in] 2013 te [Z] opzettelijk 4502 gram henneptoppen hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben gehad. Volgens het tweede primair tenlastegelegde feit zou belanghebbende in strijd met de Opiumwet [in] 2013 in [A] , samen of alleen, opzettelijk 160 hennepplanten geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig hebben gehad (in een garage van een pand aan het [b-straat 2] ) . Ten tweede subsidiair is tenlastegelegd dat belanghebbende [in] 2013 onbekend gebleven personen opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven personen het pand aan het [b-straat 2] ter beschikking te stellen voor de teelt/het kweken van hennepplanten. De officier van justitie heeft geen ontnemingsvordering ingediend. Als derde strafbare feit is diefstal van elektriciteit te [A] [in] 2013 tenlastegelegd.
Bij vonnis [in] 2016 van de politierechter is belanghebbende veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van 4502 gram henneptoppen in het pand aan de [a-straat 1] te [Z] . Daarnaast is hij veroordeeld voor de medeplichtigheid aan het opzettelijk telen van ongeveer 160 hennepplanten in de garage van het pand aan het [b-straat 2] te [A] , door aan onbekend gebleven personen dit pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen. Tevens is belanghebbende veroordeeld voor het medeplegen van diefstal van elektriciteit. Belanghebbende is vrijgesproken van het tweede primair tenlastegelegde feit. Tegen deze beslissingen is geen hoger beroep ingesteld.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of de aanslag IB/PVV tot het juiste bedrag is opgelegd. Meer in bijzonder is in geschil of de Inspecteur terecht inkomsten uit hennepkwekerij tot het belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gerekend. De correctie van de renteaftrek van € 9.663 is niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak op bezwaar en kennelijk tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.221 en dienovereenkomstige vermindering van de beschikking belastingrente.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.