Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5939, 17/00238

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-06-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5939, 17/00238

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 juni 2018
Datum publicatie
29 juni 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:5939
Formele relaties
Zaaknummer
17/00238

Inhoudsindicatie

Rijnvarende. Premieplicht voor volksverzekeringen in 2011. Verordening (EG) nr. 883/2004.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 17/00238

uitspraakdatum: 26 juni 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 december 2016, nummer LEE 14/5311, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Eindhoven (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord‑Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren [in] 1974, heeft de Nederlandse nationaliteit en woonde gedurende het gehele jaar 2011 in Nederland.

2.2.

Van 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011 was belanghebbende in loondienst werkzaam bij de in Luxemburg gevestigde vennootschap [A] SARL (hierna: [A] ). [A] is in de loop van 2014 failliet verklaard.

2.3.

Belanghebbende behoorde tot het varend personeel en verrichte zijn werkzaamheden voor [A] aan boord van een binnenvaartschip, het motortankschip [B] (hierna: de [B] ). De [B] wordt met winstoogmerk in de Rijnvaart gebruikt en is voorzien van een certificaat (“scheepspatent”) als bedoeld in artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte (Trb. 1955, 161). De [B] is eigendom van [C] B.V., gevestigd te [D] .

2.4.

Voor de [B] is op 27 september 2007 een Rijnvaartverklaring afgegeven met vermelding van [A] als exploitant en [C] B.V. als eigenaar. Op 24 juli 2009 is deze Rijnvaartverklaring ongeldig verklaard en ingetrokken. Die intrekking heeft in hoger beroep standgehouden (ECLI:NL:RVS:2016:1186).

2.5.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 vermeld niet het gehele jaar in Nederland verzekerd te zijn voor de volksverzekeringen, omdat in de periode 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011 het Luxemburgse sociale zekerheidsrecht op hem van toepassing zou zijn.

2.6.

De Inspecteur gaat ervan uit dat belanghebbende geheel 2011 in Nederland verzekerd is en heeft een aanslag opgelegd waarbij voor het gehele jaar premie volksverzekeringen is geheven.

3 Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende in de periode 1 augustus 2011 tot en met 31 december 2011 in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing