Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6030, 18/00005

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-07-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:6030, 18/00005

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 juli 2018
Datum publicatie
6 juli 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:6030
Formele relaties
Zaaknummer
18/00005

Inhoudsindicatie

In geschil is of de aanschafkosten van het jacquet ten laste van het resultaat uit een werkzaamheid kunnen worden gebracht. Meer specifiek gaat het om de vraag of het jacquet als werkkleding in de zin van artikel 3.16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001 kan worden aangemerkt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem

nummer 18/00005

uitspraakdatum: 3 juli 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 november 2017 nummer 17/2603, ECLI:NL:RBGEL:2017:6029, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € [-----] en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € [-----] . Daarnaast is bij beschikking € [-----] belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € [-----] en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € [-----] . De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd tot € [-----] .

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2018. Daarbij zijn gehoord en verschenen belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [B] en [C] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is als predikant verbonden aan de Gereformeerde Gemeente van [Z] . Op 6 september 2013 heeft belanghebbende bij een in ambtskleding gespecialiseerd bedrijf een jacquet gekocht voor een bedrag van € 354,95. Het jacquet is gemaakt voor het ambt van predikant en onderscheidt zich van een normaal jacquet door speciale knopen, een hogere sluiting en specifieke kenmerken op het rugpand.

2.2.

Belanghebbende draagt het jacquet bij de uitoefening van zijn ambt als predikant, namelijk bij de wekelijkse erediensten op zondag en bij huwelijksvoltrekkingen. Binnen de Gereformeerde Gemeente van [Z] wordt dit ook van belanghebbende verwacht. Bij diensten op andere dagen en bij begrafenissen gebruikt belanghebbende het jacquet niet. Het jacquet blijft na gebruik achter in het kerkgebouw.

2.3.

De inkomsten die belanghebbende genereert uit de werkzaamheden als predikant kwalificeren als resultaat uit een werkzaamheid als bedoeld in artikel 3.94 van de Wet IB 2001.

2.4.

De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag de aanschafkosten van het jacquet niet in aftrek toegelaten.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanschafkosten van het jacquet ten laste van het resultaat uit een werkzaamheid kunnen worden gebracht. Meer specifiek gaat het om de vraag of het jacquet als werkkleding in de zin van artikel 3.16, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001 kan worden aangemerkt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing