Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9052, 16/01026

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9052, 16/01026

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 oktober 2018
Datum publicatie
19 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:9052
Formele relaties
Zaaknummer
16/01026

Inhoudsindicatie

Volgens belanghebbende staan alle ten behoeve van zijn werk als lid van Provinciale Staten verrichte uren uitsluitend ten dienste aan zijn onderneming, omdat hij uitsluitend Statenlid is geworden met het oogmerk om een netwerk op te bouwen ten behoeve van zijn onderneming. Het inhoudelijke werk van belanghebbende als lid van Provinciale Staten staat in een zodanig ver verwijderd verband tot zijn onderneming, dat niet geoordeeld kan worden dat de in de overgelegde urenstaat vermelde activiteiten die hij als Statenlid heeft verricht - en die hij ook als resultaat uit overige werkzaamheden heeft verantwoord - aan werkzaamheden voor de onderneming zijn besteed.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 16/01026

uitspraakdatum: 16 oktober 2018

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 juli 2016, nummer LEE 15/4054, ECLI:NL:RBNNE:2016:3458, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende verricht vanaf 1 januari 2011 activiteiten onder de naam „ [A] ” (hierna: de onderneming). De onderneming is als eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De omzet bedroeg € 346 over 2011, € 373 over 2012, € 489 over 2013, en € 4.741 over 2014. Belanghebbende hanteerde voor zijn advieswerkzaamheden een uurtarief dat uiteenliep van € 15 tot € 50, exclusief omzetbelasting.

2.2.

Tot en met februari 2011 is belanghebbende 45 jaar in dienst geweest bij de Belastingdienst, waarvan 25 jaar in een managementfunctie. In het jaar 2011 ontving belanghebbende, naast een bedrag aan salaris van € 41.866 van het Ministerie van Financiën, een pensioenuitkering van € 78.673.

2.3.

Belanghebbende is vanaf maart 2011 lid van Provinciale Staten van [B] . Hiervoor ontving hij in 2011 een vergoeding, na aftrek van kosten, van € 10.420, die hij opgaf als resultaat uit overige werkzaamheden.

2.4.

In zijn aangifte in de IB/PVV voor het jaar 2011, die door de Inspecteur is ontvangen op 12 april 2012, gaf belanghebbende met betrekking tot de activiteiten de volgende bedragen aan:

Verlies (voor ondernemersaftrek)

€ 709

Zelfstandigenaftrek

€ 9.484

Startersaftrek

€ 2.123

MKB-winstvrijstelling

+ € 1.477

Belastbare winst uit onderneming

- € 10.839

Voorts gaf belanghebbende negatieve inkomsten uit de eigen woning aan voor een bedrag van € 24.508. Uit de aangifte volgt een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 95.612.

2.5.

De Inspecteur heeft bij brieven van 25 september 2013 en 20 november 2013 belanghebbende verzocht nadere inlichtingen over zijn aangifte te verstrekken. Belanghebbende heeft op deze brieven gereageerd op 11 oktober 2013, respectievelijk 24 november 2013. Bij zijn brief van 24 november 2013 heeft belanghebbende maandoverzichten gevoegd van „uren plus autokosten”. Hierin is voor 2011 een totaal aantal van 1342 uren verantwoord.

2.6.

In de brief van de Inspecteur aan belanghebbende van 2 april 2014 is, voor zover te dezen van belang, het volgende vermeld:

„Onder verwijzing naar het persoonlijk onderhoud met u op 29 oktober 2013 en na beoordeling van de van u, via de mail, ontvangen bescheiden, ben ik van mening, dat de door u gepresenteerde werkzaamheden in het kader van uw „onderneming” onder de naam „ [A] ” niet als winst uit onderneming kunnen worden aangemerkt. U voldoet niet aan de daarvoor geldende voorwaarden. Bovendien ben ik van mening dat u de (negatieve) inkomsten in het geheel niet kunt aftrekken, omdat ik geen bron van inkomen aanwezig acht.

(…)

Omdat ik zowel de inkomsten niet aanmerk als winst uit onderneming en ook de bron van inkomen verwerp is het bedrag van € 10.839 ten onrechte op het inkomen in mindering gebracht. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met € 10.839.

Overzicht afwijking(en) van het inkomen uit werk en woning

- Inkomsten uit loondienst

€ - 1.206

- Inkomsten winst uit onderneming/overig werk

+10.839

Totaalbedrag van de afwijking(en)

€ + 9.633”

2.7.

Belanghebbende heeft op 21 april 2014 op evenvermelde brief gereageerd. In vervolg daarop heeft de Inspecteur, bij brief van 23 april 2014, voor zover te dezen van belang, het volgende geschreven:

„Gezien o.a. uw reactie van 21 april 2014 zal ik vooralsnog de gepresenteerde werkzaamheden WEL als bron van inkomen accepteren, maar ik bij mijn standpunt blijf dat er GEEN sprake is van winst uit onderneming, omdat ik van mening ben dat (…)

Het verlies ad. € 709 zal ik nu alsnog accepteren als resultaat uit overige werkzaamheden, maar u hebt dan geen recht op de ondernemersaftrekken (zelfstandigenaftrek/startersaftrek/

MKB-winstvrijstelling).

Ik heb dan ook besloten af te wijken met € 10.130.”

2.8.

Ten aanzien van het jaar 2012 heeft belanghebbende de inkomsten en aftrekposten ter zake van de activiteiten op dezelfde wijze verantwoord als voor het jaar 2011. De aanslag in de IB/PVV voor 2012 is vastgesteld met dagtekening 27 maart 2015. De Inspecteur heeft belanghebbendes bezwaar tegen die aanslag, dat zag op een dubbeltelling van inkomen, uitsluitend wegens deze dubbeltelling gegrond verklaard.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende in aanmerking komt voor de toepassing van de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord. Voorts is in geschil of de Inspecteur bij belanghebbende het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat de aangifte voor het onderhavige jaar op het punt van de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek niet zou worden gecorrigeerd.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat alle door hem als lid van de Provinciale Staten van [B] verrichte activiteiten uitsluitend ten dienste staan aan zijn onderneming, omdat hij uitsluitend Statenlid is geworden met het oogmerk om een netwerk op te bouwen ten behoeve van zijn onderneming. De in zijn hoedanigheid als Statenlid verrichte werkzaamheden zijn daarom voor de volle door hem in de urenstaat verantwoorde 1342 uur toe te rekenen aan zijn onderneming. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel stelt belanghebbende dat de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2012 is vastgesteld in de bezwaarfase van de onderhavige procedure, en dat de Inspecteur bij die vaststelling het urencriterium niet aan de orde heeft gesteld. Voorts heeft de Inspecteur in zijn brief van 23 april 2014 geen melding gemaakt van de verwerping van de urenverantwoording.

3.3.

De Inspecteur heeft de standpunten van belanghebbende gemotiveerd betwist. Daarbij heeft hij er onder meer op gewezen dat de door belanghebbende in 2011 in zijn onderneming behaalde omzet van € 346 en het door hem gehanteerde uurtarief van € 15 tot € 50 leiden tot de conclusie dat belanghebbende in 2011 7 à 23 declarabele uren in zijn onderneming werkzaam is geweest, waardoor de verhouding directe/indirecte uren niet aannemelijk is. De uren die belanghebbende in zijn urenoverzicht heeft opgenomen ter zake van de werkzaamheden als lid van Provinciale Staten tellen niet mee voor het urencriterium.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing