Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9738, 17/01315

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-11-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:9738, 17/01315

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 november 2018
Datum publicatie
16 november 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:9738
Zaaknummer
17/01315

Inhoudsindicatie

OZB. Dient een woonzorgcentrum in hoofdzaak tot woning?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/01315

uitspraakdatum: 6 november 2018

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van belastingcentrum Tribuut te Epe (hierna: de heffingsambtenaar)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 25 oktober 2017, nummer AWB 17/742, ECLI:NL:RBGEL:2017:5558, in het geding tussen de heffingsambtenaar en

Stichting [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de onroerendezaakbelasting (hierna: OZB) voor het jaar 2016 opgelegd ter zake van het gebruik van de onroerende zaak [a-straat 1] te [A] , berekend naar een waarde van de onroerende zaak van € 4.655.000. De heffingsgrondslag voor de OZB gebruikers (OZBG) is vastgesteld op € 2.290.000. Tevens is een aanslag OZB opgelegd ter zake van de eigendom van deze onroerende zaak (OZBE).

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de eerder vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 4.535.000. De aanslag OZBE is dienovereenkomstig verminderd. De heffingsgrondslag voor de aanslag OZBG is bij de uitspraak verminderd tot € 2.200.000.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd voor zover het betreft de OZBG, alsmede de aanslag OZBG vernietigd.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 7 juni 2018, door het Hof ontvangen op 8 juni 2018, nadere stukken ingediend. Een afschrift daarvan is aan de wederpartij gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van een woonzorgcentrum gelegen aan [a-straat 1] te [A] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak bevat een hoofdgebouw (twee woonclusters en kantoren), een nieuw woongebouw, een gebouw met 4 woonclusters, een dagopvang, een werkplaats en een zeep- en kaarsenmakerij met winkeltje. De bewoners hebben een eigen zit-/slaapkamer. Daarnaast zijn er ruimten die door de bewoners gezamenlijk worden gebruikt, dit betreft de woonkamers, eetzalen, recreatieruimten.

2.2.

Het verblijf van de bewoners in het woonzorgcentrum is duurzaam van aard. Aan de bewoners wordt naar behoefte hulp, verzorging en verpleging geboden.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft in de beroepsprocedure met dagtekening 9 oktober 2017, door de Rechtbank ontvangen op 10 oktober 2017, een verweerschrift met als bijlage een taxatieformulier, ingediend. De mondelinge behandeling van de zaak bij de Rechtbank vond plaats op 11 oktober 2017. De Rechtbank heeft het verweerschrift tardief verklaard. Het betreffende verweerschrift en taxatieformulier behoren tot de gedingstukken waarover belanghebbende beschikt.

3 Geschil

3.1.

In geschil is:

- of de door de heffingsambtenaar ingediende nadere stukken tardief zijn;

- primair of de vastgestelde WOZ-waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden in de zin van artikel 220a, tweede lid van de Gemeentewet, dan wel

- subsidiair in hoeverre voor de heffingsmaatstaf van de aanslag OZBG de waarde van gedeelten van de onroerende zaak buiten aanmerking moet worden gelaten op grond van toepassing van artikel 220e van de Gemeentewet.

3.2.

Niet in geschil is dat de WOZ-waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2016 € 4.535.000 bedraagt.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing