Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10389, 18/01087 en 18/1088

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:10389, 18/01087 en 18/1088

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 november 2019
Datum publicatie
6 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:10389
Zaaknummer
18/01087 en 18/1088

Inhoudsindicatie

Uitspraak na verwijzing. IB/PVV. Inspecteur kon voorlopige aanslagen redelijkerwijs opleggen.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 18/01087 en 18/01088

uitspraakdatum: 26 november 2019

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 februari 2014, nummers AWB 13/1689 en 13/1690, in het geding tussen belanghebbende en

de Inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.000. Bij beschikking is € 622 aan heffingsrente in rekening gebracht. Daarnaast is voor het jaar 2011 een voorlopige aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) aan belanghebbende opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 33.427. Bij beschikking is voorts € 28 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voorlopige aanslagen en de beschikkingen heffingsrente. Bij uitspraken op bezwaar zijn de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 26 februari 2014, nrs. AWB 13/1689 en 13/1690, ECLI:NL:RBZWB:2014:9360, ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof). Bij uitspraak van 18 maart 2016, nrs. 14/00475 en 14/00476, ECLI:NL:GHSHE:2016:990, heeft het gerechtshof het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de voorlopige aanslagen en de beschikkingen heffingsrente vernietigd.

1.5.

Tegen deze uitspraak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld doch enkel voor zover die betrekking heeft op de onderhavige voorlopige aanslagen. Bij arrest van 9 november 2018, nr. 16/02230, ECLI:NL:HR:2018:2082, heeft de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof vernietigd voor zover die betrekking heeft op de onderhavige voorlopige aanslagen en het geding naar dit Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.6.

De Inspecteur heeft een conclusie na verwijzing ingediend. Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Hoge Raad ontvangen dossier, waartoe de dossiers van de Rechtbank en het gerechtshof behoren, dat op deze zaken betrekking heeft.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2019 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: namens de Inspecteur mr. [A] en drs. [B] . Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [C] . Het echtpaar heeft twee kinderen.

2.2.

Belanghebbende was van 12 mei 1995 tot 9 mei 2008 directeur en enig aandeelhouder van [D] BV.

2.3.

[D] BV was van 24 oktober 2006 tot 12 februari 2008 directeur en enig aandeelhouder van [E] BV (hierna: [E] ). [E] is op 12 februari 2008 failliet verklaard.

2.4.

Belanghebbende is op 17 januari 2012 in verband met een onderzoek naar omzetbelastingfraude aangehouden en door de Belastingdienst/FIOD verhoord. Bij de huiszoeking in de woning van belanghebbende op die dag is ongeveer € 90.000 aan contanten aangetroffen.

2.5.

De Officier van Justitie heeft de Inspecteur toestemming gegeven tot inzage in de door de Belastingdienst/FIOD opgemaakte processen-verbaal. Hiertoe behoren, voor zover van belang, de zogenoemde overzichtsprocessen-verbaal O-PV met dossiernummers 44801/48702/48703 van 27 april 2012 (hierna: O-PV) en OPV-3 Frezen met dossiernummer 44801 van 2 mei 2012 (hierna: OPV-3).

2.6.

In het O-PV is, voor zover van belang, vermeld:

Pagina 7

“Wij hebben naar aanleiding van het besluit in het Tripartiete Overleg van 16 december 2009, onder leiding van de officier van justitie van het Functioneel Parket in Zwolle, mr. [F] , een strafrechtelijk onderzoek ingesteld tegen:

(…)

[X]

(…)”

Pagina 17

“1.2.5. Strafbare feiten [X]

(…).”

Pagina 24

“ [X] heeft hierover op 17 januari 2012 het volgende verklaard:

“Ik leef van geleend geld. Van wie ik geld leen wil ik niet zeggen. (…). Als ik geld nodig heb krijg ik dat. Het geld is afkomstig van één persoon. Ik heb hem ooit geholpen en nu helpt hij mij. Van deze lening is geen overeenkomst opgesteld”

“Ja dat is het geleende geld. Ik wil niet zeggen hoeveel er in de kluis zit. Het geld heb ik altijd contant gekregen. Ik wil niet dat het zichtbaar is in verband met de problemen met de fiscus over het faillissement.”

Pagina 29

“Hieronder is de aanleiding van het onderzoek weergegeven.

Op dinsdag 29 september 2009 hebben wij van teamleider [G] een dossier ontvangen met de opdracht van de officier van justitie mr. [F] van het Functioneel Parket Zwolle om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar het niet doen van aangiften omzetbelasting over de periode 2006 tot heden door de verdachten.

Projectplan

In dit dossier zagen wij een projectplan waarin wij het volgende lazen:

Door het Coördinatiepunt BTW van de FIOD Noordwest voorheen Centraal punt BTW-fraude, is op 11 september 2006 aan de Belastingdienst/Holland Midden een controleopdracht gestuurd. Verzocht werd een controle omzetbelasting in stellen bij [H1] B.V, thans genaamd [H2] B.V, (hierna [H] ) in verband met intracommunautaire verwervingen vanaf het 3e kwartaal 2004 zonder dat hiervoor aangifte is gedaan.

Wij lazen dat op naam en OB-nummer ( [00000] ) van [H] in de periode 1-1-2006 tot en met september 2008 intracommunautaire verwervingen plaats vonden. In die periode zijn er geen aangiften omzetbelasting ingediend. De intracommunautaire verwervingen vonden plaats in de periode waarin (…) en vervolgens [I] directeur/aandeelhouder zijn van [H] .

(…)

Op 26 april 2007 (…) is [I] enig directeur-grootaandeelhouder voor 100% geworden van [H] .”

Pagina 30

“Wij lazen verder in het projectplan dat ter voorkoming van ‘verder misbruik’ het OB-nummer [00000] van [H] per 1 oktober 2008 geblokkeerd is door Belastingdienst Rivierenland/kantoor Nijmegen.”

Pagina 32

“Ondanks de blokkade van het OB-nummer van [H] heeft de Belastingdienst Nijmegen op 4 mei 2009 per abuis een OB-nummer afgegeven, zijnde het OB-nummer [00001] op naam van de eenmanszaak [J] . De [J] is op 4 mei 2009 met ingangsdatum 28 april 2009 opgenomen als ondernemer voor de omzetbelasting.”

Pagina 33

“Gelet op de hiervoor genoemde beschrijvingen worden vermoedelijk [H2] B.V. en de [J] (met bijbehorende omzetbelastingnummers) als katvangers gebruikt, waarbij goederen worden gekocht in andere landen van de EU zonder dat er aangifte omzetbelasting in Nederland wordt gedaan.

Uit het onderzoek tot dusver zijn 4 geledingen te onderkennen, die vermoedelijk onafhankelijk van elkaar hebben bestaan c.q. bestaan. De bindende factor is de betrokkenheid van [I] .”

Pagina 38

“ [X] en [K] handelen met ondersteuning van [I] , [L] , [M] , [N] en [O] in frezen. Hiervoor reizen, in eerste instantie [X] en [K] , langs lokale ondernemers in Nederland. Zij doen zich voor als vertegenwoordiger van [H] of [J] of als vertegenwoordiger van buitenlandse vennootschappen.”

Pagina’s 39/40

“Ondanks dat zowel [H] als de eenmanszaak [J] niet meer beschikken over een geldig omzetbelastingnummer blijven zij, op papier, actief. Na 29 juni 2009 worden nog steeds facturen opgemaakt en gebruikt in de carrouselfraude met betrekking tot de frezen, echter zonder vermelding van het omzetbelastingnummer. [X] (zich ook noemende [P] ) gaf zich uit als vertegenwoordiger van de [J] en [H] .

[K] deed zich voor als contactpersoon van buitenlandse ondernemingen, onder meer [Q] GmbH te Duitsland, [R] BVBA, [S] BVBA en [T] BVBA te België.

[X] benadert Nederlandse ondernemers met de vraag of zij goederen (frezen) willen kopen van [H] , of van de eenmanszaak [J] , en deze willen doorverkopen aan buitenlandse ondernemingen (lees: [K] ).

[X] zegt de deelnemende ondernemer hierbij 4% winst toe.

[X] levert de frezen aan de deelnemende ondernemer inclusief omzetbelasting (binnenlandse levering).

De ondernemer verkoopt de frezen tegen het 0-tarief (= nul % omzetbelasting), inclusief 4% winstopslag, aan de buitenlandse ondernemer ( [K] ).

De ondernemer kan op zijn, nog in te dienen, aangifte omzetbelasting de aan [X] betaalde omzetbelasting terugkrijgen als voorbelasting. De ondernemer mag vervolgens het nultarief op de omzetbelasting van de omzet toepassen in verband met de uitvoer naar de buitenlandse ondernemer.

[X] en [K] doen voorkomen dat de frezen uitgevoerd worden naar de buitenlandse ondernemer. Feitelijk worden de frezen niet aan een buitenlandse ondernemer geleverd.

Op het moment dat [X] en [K] tezamen zijn gekomen bij de deelnemende ondernemer komt [K] , op basis van de vooraf gedane bestelling, op de proppen met het contante netto factuurbedrag + 4% winstopslag. Dit bedrag wordt overhandigd aan de ondernemer en deze geeft dit direct door aan [X] . De ondernemer dient [X] 15% (zijnde 19% BTW - 4% winstopslag) te betalen en schiet dit bedrag dus voor.

De ondernemer denkt aan een buitenlandse onderneming te hebben geleverd, echter [X] en [K] werken samen en gebruiken de “verkochte” partij frezen opnieuw bij een nieuwe deelnemende ondernemer.

Rekenvoorbeeld uitgaande van een waarde ex. omzetbelasting van € 100

[K] betaalt eerst de ondernemer € 104 (100 + 4%).

Daarna betaalt de ondernemer € 100 + 19% omzetbelasting = € 119. De ondernemer betaalt [X] daadwerkelijk € 119.

De in rekening gebrachte en betaalde omzetbelasting wordt niet afgedragen aan de Belastingdienst.

De ondernemer factureert en levert aan de buitenlandse onderneming ( [K] ) tegen € 100 + 4% winst € 104 (het afgesproken winstpercentage dat de ondernemer voor zijn betrokkenheid krijgt).

De deelnemende ondernemer betaalt € 119 aan [X] en krijgt € 104 van [K] . De ondernemer schiet dus, in afwachting van zijn omzetbelastingaangifte, € 15 voor.

De “winst” voor de deelnemende ondernemer komt later, namelijk wanneer hij zijn aangifte omzetbelasting doet.

Andere entiteiten ten behoeve van de carrouselfraude

Tot eind 2011 werden door de criminele organisatie in plaats van [Q] GmbH te Duitsland, [R] BVBA en [S] BVBA te België en [H] en de eenmanszaak [J] andere entiteiten gebruikt ten behoeve van de carrouselfraude. Vermoedelijk werden gebruikt:

- [U ] Handelsonderneming, Nederland;

- [T] BVBA, België.

Resultaten voor de criminele organisatie ( [X] , [K] , [I] )

[X] verkoopt de frezen voor € 119 (en krijgt dit geld van de deelnemende ondernemer) en [K] koopt de frezen terug voor € 104 hetgeen voor [K] en [X] een winst oplevert van € 15. [X] en [K] ontduiken op deze wijze 19% omzetbelasting waarvan ze 4% ‘weggeven’ aan de deelnemende ondernemer om er voor te zorgen dat deze deelnemende ondernemer meewerkt.”

2.7.

In het OPV-3 is, voor zover van belang, vermeld:

Pagina 7

“Door de Belastingdienst Rivierenland, kantoor Gorinchem zijn deelonderzoeken omzetbelasting ingesteld bij de bedrijven V.O.F. [V] (hierna [V] ), [W] B.V. (hierna [W] ) in [Y] B.V. (hierna [Y] ) in [AA] .

De reden van controle door de Belastingdienst was gelegen in het feit dat plotseling in de periode augustus 2009 - december 2009 intracommunautaire transacties plaats vonden die eerder nooit bij deze bedrijven hadden plaats gevonden.

[BB] heeft namens V.O.F. [V] op 24 maart 2010 aan de controleambtenaren van de Belastingdienst onder meer het volgende verteld:

- [P] van [J] uit [CC] heeft [V] benaderd om frezen aan de firma [Q] te Duitsland te verkopen;

- het normale verkooptraject van deze frezen via de Duitse importeur zou ongeveer 10% duurder zijn dan een “grijze” parallelhandel van [I] en een Nederlands bedrijf, buiten de importeur om. [I] kon niet rechtstreeks leveren in verband met de verplichtingen betreffende de officiële importeurs.

- [P] bood aan [V] 4% aan van de ongeveer 10% winstmarge die werd gerealiseerd door buiten de importeur om te handelen;

- de inkoop bij [J] was inclusief BTW en de verkoop naar [Q] in Duitsland tegen 0% in verband met de levering naar Duitsland;

- [J] leverde de frezen af bij [V] . Er kwam dan tegelijkertijd een auto van [Q] om de goederen op te halen. Het ging om enkele dozen frezen per keer welke in de kofferbak van een auto passen.

- de contactpersoon was verder [K] . Van elke transactie werd een CMR vrachtbrief opgesteld. De heer [K] heeft deze CMR’s ondertekend. [V] vroeg de BTW terug bij de Belastingdienst.

Deze handelwijze vond ook plaats bij de bedrijven [W] en [Y] .

Onderzoek naar de persoon [P] heeft uitgewezen dat [P] een alias is van [X] .

D-509 Betreft een van de Duitse Belastingdienst afkomstig renseignement.

In dit renseignement staat onder meer:

[Q] GmbH

[a-strasse 1]

[DD]

[00002]

Het bedrijf [Q] GmbH is uitsluitend opgericht voor het gebruik van belastingontduiking met betrekking tot BTW-carrouselfraude. In werkelijkheid was [Q] GmbH nooit een afnemer of leverancier. De verantwoordelijke personen voor de activiteiten van [Q] GmbH zijn:

[X] , [b-straat 2] , [Z] , NL

[K] , [c-straat 3] , [EE] , NL

Voor de inkoop, verkoop zijn deze personen verantwoordelijk.

Het onderzoek naar de handel in frezen tussen Handelsonderneming van [Q] GmbH via de tussenschakels [V] , [W] en [Y] is beschreven in paragraaf 6.4.”

Pagina 8

“Dit proces-verbaal is onderdeel van 0-PV en beschrijft de strafbare feiten met betrekking tot de vijf BTW-carrousels van [X] en [K] waarin, met gebruik van Nederlandse ondernemers (tussenschakels), zogenaamd handel werd gedreven in frezen.

Wij spreken van een carrousel en van zogenaamde handel omdat in de periode januari 2008 - oktober 2011 door de verdachten, met gebruikmaking van tussenschakels, steeds dezelfde partij frezen werden verkocht en ingekocht.

In dit proces-verbaal is het fraudepatroon beschreven, de ontwikkeling van de criminele organisatie, de handel in frezen en is per BTW-carrousel beschreven welke verdachten daarbij betrokken waren en wat hun rol was in de betreffende carrousel.

In de periode 14 oktober 2011 - 9 december 2011 is afluisterapparatuur (OVC) geplaatst in de auto met kenteken [00-YY-YY] op naam van [C] . Deze auto was in deze periode in gebruik bij haar echtgenoot [X] .

D-521 Door de Oberstaatsanwalt in Krefeld (Duitsland) is op 20 december 2011 toestemming gegeven om de op Duits grondgebied opgenomen vertrouwelijke communicatie in de auto met kenteken [00-YY-YY] te gebruiken in het strafrechtelijke onderzoek.

Diverse telefoons, in gebruik bij personen in de criminele organisatie, zijn in de perioden 6 juni 2011 - 17 juni 2011 en 14 oktober 2011 - 9 december 2011 afgetapt, opgenomen en uitgeluisterd.

Door de inzet van deze opsporingsmethoden is de, toen nog werkende, 5e carrousel, door het opsporingsteam van de FIOD, van nabij gevolgd. Door de veelheid aan toen verkregen informatie is een goed beeld ontstaan van de werkwijze van de criminele organisatie (…)”

Pagina’s 10/11

“2.2.5 Strafbare feiten [X]

(…).”

Pagina 13

“ [X] en [K] hielden zich vanaf januari 2008 tot 17 januari 2012 (= dag aanhouding) samen en in vereniging bezig met BTW-carrouselfraude. Hierbij maakten zij gebruik van Nederlandse “nep” bedrijven die via Nederlandse ondernemers (tussenschakels) zogenaamd frezen verkochten, tegen 0% BTW, aan Duitse of Belgische “nep” bedrijven. een zogeheten Intra Communautaire Transactie (hierna ICT). Zie hiervoor paragraaf 1.3 van het O-PV.

De tussenschakels werden met listige kunstgrepen en een vergoeding van 4% per factuurbedrag overgehaald om hieraan mee te doen.

De bedrijven in de carrousels, met uitzondering van de tussenschakels, stonden direct of indirect onder beheer van [X] en [K] en voldeden zoals genoemd niet aan hun fiscale verplichtingen. Over de “verkopen” aan de tussenschakels werden geen aangiften omzetbelasting ingediend.

Deze niet-afgedragen BTW van 19% was de bruto winst voor de criminele organisatie. Hiervan ging 4% als vergoeding naar de deelnemende tussenschakel en [X] en [K] samen toucheerden 15% van de factuurbedragen.

Vanaf de 5e carrousel, behielden [X] en [K] 11% van de factuurbedragen, terwijl [I] , van zijn 4%, de andere, in de criminele organisatie gebruikte personen moest betalen.”

Pagina 14

“V04-09, pag 3: [K] verklaarde in zijn negende verhoor, na het tonen van D-466, een opdrachtbevestiging van [FF] International BVBA, d.d. 2 januari 2008, gebruikt in de 1e carrousel onder meer:

“Dit was ook een BTW carrousel. De tussenhandelaar is hier [GG] International. De leverancier van [GG] International was hier volgens mij [D] . Ik kwam bij [GG] uit naam van [FF] International BVBA. [X] kwam uit naam van [D] BV. De facturen en opdrachtbevestigingen werden wisselend door mij en [X] gemaakt. De betalingen gingen hier ook contant. De frezen die hier op de factuur staan is dezelfde partij als die bij [L] is aangetroffen. De frezen zijn 4 jaar gebruikt”

D-496 Betreft een factuur van 13 oktober 2011 welke is gebruikt in de 5e carrousel, [T] BVBA - [U ] Handelsonderneming, waarin [L] actief was. Op deze factuur van 2011 staan soortgelijke frezen als op factuur D-466, d.d. 2 januari 2008.

De verklaring van [K] wordt aldus ondersteund doordat op 2 januari 2008 in de 1e carrousel, [FF] International BVBA - [D] B.V., kennelijk dezelfde frezen werden gebruikt als op 13 oktober 2011 zijn gebruikt in de 5e carrousel [T] BVBA - [U ] handelsonderneming.

(…).

In de 1e en 2e BTW-carrousel, zijn [X] en [K] , onder eigen naam, aangevangen met hun frauduleuze handelingen en deden alles zelf. Zij maakten valse facturen en vervoersbewijzen CMR … en benaderden en bezochten tussenschakels die gebruikt werden in de carrousels.

Naarmate de tijd verstreek kwam een organisatie tot wasdom die steeds professioneler handelde. Gebruikte [X] in de 1e carrousel nog zijn eigen B.V.’s, vanaf de 2e carrousel werden gefingeerde bedrijven gebruikt en bedrijven die op naam stonden van anderen, katvangers.

[X] en [K] namen valse namen aan, zodat zij, bij ontdekking, zelf buiten schot bleven. [X] bediende zich in de 3e carrousel van de naam “ [P] ”, terwijl hij zich in de 5e carrousel “ [HH] ” noemde.”

Pagina 15

“In de 5e carrousel “dreven [X] en [K] niet meer zelf de handel in frezen, maar bleven zij op de achtergrond. Wel bleven zij de tussenschakels benaderen, vanuit een kantoorruimte in [MM] (Duitsland).

Zij schakelden, via [I] , handlangers in die als katvanger … werden betaald om bedrijven op naam te zetten. De bankrekeningen van deze bedrijven, waarnaar tussenschakels geld overmaakten, stonden op naam van die katvangers, maar zij hadden hier geen zeggenschap over.

Daadwerkelijk stonden de bankrekeningen onder bewind van [X] en [K] .

(…).

[I] werd door [X] en [K] gebruikt als “middenmanagement” ...”

Pagina 17

“In totaal zijn door [X] en [K] in de periode januari 2008 tot 17 januari 2012 vijf carrousels gebruikt waarin steeds dezelfde frezen werden verhandeld.”

Pagina 18

“In onderstaande tabel worden per periode, chronologisch, de bedrijven in de carrousel genoemd:

Periode

Buitenlands “bedrijf”

Nederlands “bedrijf”

1e kwartaal 2008

[FF] International BVBA

[E] International BV.

[D] B.V.

2e kwartaal 2008

[FF] International BVBA

[D] B.V.

4e kwartaal 2008

[R] BVBA

[II]

[JJ] B.V.

2e kwartaal 2009 t/m

[Q] GmbH

[J]

1e kwartaal 2010

[KK]

2e kwartaal 2010 t/m

[S] BVBA

[H] B.V.

4e kwartaal 2010

[KK] B.V.

[LL]

2e kwartaal 2011 t/m

4e kwartaal 2011

[T] BVBA

[U ] Handelsonderneming

V04-08, pag 2 [K] heeft in zijn 8e verhoor over de BTW-carrousels verklaard:

“(…) Ik heb met [I] en [M] geregeld [U ] op te richten om de BTW er uit te filteren. Ik heb met [X] op diverse manieren samengewerkt. [X] en ik hebben elkaar ontmoet met [Q] . Ik heb met [X] daar werkzaamheden voor verricht. We deden dat met computeronderdelen en frezen. We hebben toen hetzelfde gedaan met [S] BVBA. We hebben het ook gedaan met de firma [R] , dit waren ook allemaal frezen. In principe is dit hetzelfde verhaal als met [U ] . De constructies waren iets anders, maar het waren wel allemaal BTW carrousels.”

Pagina 22

“V04-07, pag 6 [K] verklaarde in zijn 7e verhoor onder meer hij en [X] samen de carrousel [T] BVBA - [U ] Handelsonderneming bestuurden.”

Pagina 29

“In de BTW-carrousel [T] - [U ] gaven [X] en [K] leiding aan de criminele organisatie die carrouselfraude tot doel had.

Daarnaast deden zij acquisitie van nieuwe tussenschakels en het produceren van valse facturen / orderbevestigingen.”

Pagina 31

“D-591 Na het luisteren van het telefoongesprek is aan [K] nogmaals D-591 getoond. Hierop is te zien dat op 10 juni 2011, de datum van het hiervoor genoemde telefoongesprek, in de kolom “ [I] ” vijf bedragen zijn vermeld van elk 603,45. Opgeteld is dit 3.017,25, het bedrag dat [X] 10 juni 2011 telefonisch aan [I] heeft doorgegeven. [K] verklaarde hierover:

“Dit klopt, [X] en ik hielden samen de administratie bij van de handel. We deden beiden de administratie op ons kantoor in [MM] in Duitsland. De administratie hield in dat we de inkomsten en uitgaven bijhielden van de bedrijven. [X] en ik maakten om en om de orderbevestigingen, facturen van [U ] en [T] . We hadden geen specifieke rolverdeling, we moesten improviseren. We gingen drie a vier keer in de week in [MM] . Wij deden daar ook de acquisitie naar nieuwe bedrijven. (…). Op de momenten dat wij samen naar [MM] gingen zaten we samen op kantoor en deden wij de administratie en acquisitie.”

Pagina 33

“In het strafrechtelijk onderzoek zijn gesprekken opgenomen tussen [X] , [K] en [I] , door middel van opnameapparatuur, geplaatst in de BMW 730d met kenteken [00-YY-YY] . Deze auto stond gedurende de opname op naam van [C] en was op dat moment in gebruik bij haar echtgenoot [X] .

Op 26 oktober 2011 zijn [X] , [K] en [I] in gesprek. Vooral [X] doet het woord en hij wil onder meer dat [I] voor nieuwe Nederlandse B.V.’s moet zorgen, zodat meerdere carrousels tegelijkertijd gedraaid kunnen worden. [X] zegt onder meer op pagina 5:

“Ja maar goed, als je nou zorgt dat die BV’s er liggen, heb je er dadelijk 5 of 10, zal me een worst wezen, we kunnen het breder maken. Het wil niet zeggen dat we alleen op dit systeempje moeten blijven zitten. Heb ik al een paar keer meer gezegd, als we meer BV’s hebben in verschillende landen dan kunnen we verschillende producten ook nemen. Voor mijn part verkopen we dadelijk een x aantal nieuwe producten erbij die we via andere BV’s laten lopen. Maakt niet uit maar is gewoon een kwestie van activiteit en dat wil dan zeggen dat we dadelijk 2 of 3 of 4 rondes gaan draaien dadelijk.””

Pagina 47

“In deze BTW-carrousel benaderde [X] de tussenschakels uit hoofde van [E] International B.V. / [D] B.V. om frezen, tegen 4% winstmarge, aan het Belgische bedrijf [FF] International BVBA te verkopen, welke werd vertegenwoordigd door [K] .”

Pagina 49

“Op 26 juli 2010 is door medewerkers van de Belastingdienst Limburg een boekenonderzoek ingesteld bij [NN] BV., [d-straat 4] 8 te [OO] . Van dit boekenonderzoek is op 26 mei 2011 een rapport opgemaakt. In dit rapport staat, kort samengevat, onder meer dat:

- [X] uit [Z] contact heeft gezocht met de heer [PP] ;

- [X] de verkoopprijs aan [FF] International BVBA bepaalde en al op de

hoogte was van de bestellingen, zonder dat [PP] dit aan [X] had verteld. [PP] heeft feitelijk alleen uitgevoerd wat [X] hem opgedragen heeft;

- in de periode tussen 14 februari 2008 en 8 mei 2008 door [NN] B.V. frezen zijn “ingekocht” bij [D] B.V. voor een bedrag van € 132.973,45 exclusief BTW;

- [X] op de inkoopfacturen met pen erbij schreef dat de factuur geheel of gedeeltelijk per kas was voldaan;

- de frezen na “aankoop” op het bedrijfsterrein van [PP] meteen zijn doorgeleverd aan [FF] International BVBA. De frezen werden in ontvangst genomen door [K] ;

- bij de “levering” aan [FF] International BVBA het 0%-tarief is toegepast en [FF] International BVBA contant € 138.291,50 hiervoor betaalde;

- van de Belgische belastingautoriteiten het bericht is ontvangen dat [FF] International BVBA op 9 juni 2008 ambtshalve is geschrapt omdat geen aangiften omzetbelasting zijn ingediend.”

Pagina 50

“Op 26 januari 2012 is bij V.O.F. [QQ] , [e-straat 5] te [RR] een ordner met het opschrift “Bewijsstukken ICT naheffing” in beslag genomen.

In de ordner is opgenomen een brief met als aanhef “Betreft naheffing”, opgemaakt door vennoot [SS] . In de brief beschrijft [SS] hoe hij in contact is gekomen met [X] van [E] International B.V. en hoe het daarna verder is gegaan. Kort en zakelijk weergegeven wordt in deze brief vermeld dat:

- hij is benaderd door [X] van [E] International B.V. te [Z] ;

- [X] frezen wilde leveren aan het Belgische [FF] International BVBA en dit via V.O.F. [QQ] . ook heeft gedaan tegen een winstmarge van 4%;

- de frezen door [X] werden afgeleverd op het bedrijf van [SS] en werden afgehaald door [K] , chauffeur van [FF] International BVBA;

- [X] en [K] , voor een transactie met de heer [SS] , telkens gelijktijdig op het bedrijfsadres van V.O.F. [QQ] waren;

- [K] , namens [FF] , de frezen contant afrekende en de heer [SS] aanvankelijk het verschil aan [X] contant bijpaste;

- [SS] later alleen het door [FF] International BVBA betaalde bedrag aan [X] gaf en de rest per bank of giro aan hem betaalde;

D-159 4/6 Daarnaast heeft vennoot [SS] de FIOD-medewerkers onder meer verteld dat hij [X] op de hem getoonde foto herkende.

Volgens een vervoersverklaring van [K] , namens [FF] International BVBA, heeft V.O.F. [QQ] voor € 177.132,50 aan frezen uitgevoerd naar België.”

Pagina 56

“In deze BTW-carrousel hebben [K] en [X] gebruik gemaakt van de diensten van [TT] .

[K] en vermoedelijk [X] benaderden de tussenschakels uit hoofde van [II] / [JJ] B.V. om frezen, tegen 4% winstmarge, aan het Belgische bedrijf [R] BVBA te verkopen.

[TT] van [II] of [JJ] B.V. leverden de frezen af bij de tussenschakels. Vlak hierna of ervoor kwam [K] van [R] BVBA om de frezen op te halen. De tussenschakels betaalden [TT] het factuurbedrag dat zij van [K] hadden ontvangen + 15% uit eigen zak.

[K] ondertekende de CMR’s, zodat aan de tussenschakels werd voorgewend dat de frezen Nederland verlieten.

[K] verklaarde in zijn 10e verhoor onder meer:

“ [R] komt na [FF] . Ik heb [R] toen gekocht via een advertentie op internet. Ik weet niet weer of ik dat met mijn eigen geld betaald heb. Ik ben met [R] zowel in België als in Nederland aan het werk geweest. Ik verkocht, vanuit [R] , freesjes aan een tussenhandelaar in België inclusief de BTW, van daar uit ging het Nederland exclusief de BTW. [TT] was de ontvanger in Nederland van de freesjes, de bedrijfsnaam weet ik niet meer, maar die hebben jullie vast wel. Nu je mij de naar [II] noemt herken ik dat weer als de naam van het bedrijf van [TT] als zijnde de ontvanger van freesjes vanuit België Voor de leveringen vanuit Nederland naar België.

Zoals bijvoorbeeld bij [UU] het zelf, [VV] , leverde [TT] met zijn [II] aan de tussenhandelaar zijnde [UU] het zelf en deze verkocht [UU] het Zelf weer door aan [R] . Het zou kunnen dat [X] hier zijdelings bij betrokken was. De rol van [X] was beperkt tot wat advieswerk. Ik heb deze BTW-caroussel samen met [TT] gedaan. (..).”

“We hebben het besproken met zijn drieën, [TT] , [X] en ik.

Wij hebben toen het opzetje van de carrousel besproken. [TT] is er bijgekomen om [X] te ontzien. De verdeling van het verdiende geld was gelijkwaardig. De reden dat [X] uit de picture moest dat we toen al het idee hadden dat we een beetje naar de achtergrond moesten.(..)”

“(..) Ik maakte de facturen en orderbevestigingen, volgens mij is [TT] dit later ook gaan doen, maar dat weet ik niet meer zeker. We gebruikten in deze carrousel geen aliassen. Wij zijn gestopt met [R] , omdat, ik denk, geen slapende honden wakker te maken het had al lang genoeg geduurd. [R] is alleen gebruikt voor de BTW-fraude.(..)””

Pagina 60

“Zoals [K] verklaarde bleef [X] in deze carrousel op de achtergrond en deden [K] en [TT] de transacties bij de tussenschakels. [K] verklaarde verder dat het verdiende geld tussen [K] , [TT] en [X] gelijkwaardig verdeeld werd.”

Pagina 62

“ [X] , nu gebruikmakend van de valse naam [P] benaderden de tussenschakels uit hoofde van [J] om frezen, tegen 4% winstmarge, aan de Duitse firma [Q] , welke vertegenwoordigd werd door [K] , te verkopen.”

Pagina’s 63/64

“V04-09 pag 5 In zijn 9e verhoor verklaarde [K] over de verklaring van [WW] , G-020 en G-020A, onder meer: “Ik ben notabene met [WW] bij een boekhouder geweest om administratie in te leveren. Zijn verklaring is verder lulkoek. Met die frezen heb ik me bezig gehouden, ik heb wel medewerking verleend aan andere transacties zoals CPU’s.”

Pagina 65

“Uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel voor Centraal Gelderland komt naar voren dat [J] de eenmanszaak van [I] . Datum vestiging 28 april 2009. Als “handelsnaam” werd ook [KK] gebruikt.

In de carrousel [Q] GmbH - [J] zijn, voor zover bekend, de tussenschakels [V] , [W] en [Y] gebruikt.

D-329 Betreft een overzicht, gemaakt aan de hand van in beslag genomen facturen van de tussenschakels [V] , [W] en één factuur van [Y] .

[J] heeft over het 3e en 4e kwartaal 2009 geen aangiften omzetbelasting ingediend.

2.6.4.3 Handel zonder omzetbelastingnummer

Het omzetbelastingnummer van [J] , [00001] , is per 29 juni 2009 door de Belastingdienst Nijmegen geblokkeerd.

Desondanks zijn [X] en [K] doorgegaan met hun criminele activiteiten met betrekking tot de carrousel. In ieder geval tot en met 15 december 2009 (= datum laatst aangetroffen facturen aan [V] en [W] ) hebben zij de tussenschakels doen voorkomen alsof met een echt bedrijf, [J] , zaken werd gedaan.”

Pagina 66

“G-010: Getuige [YY] , vennoot van V.O.F. [V] , verklaarde, samengevat, dat:

- hij op 24 augustus 2009 was gebeld door [P] van de [J] in verband met de levering van frezen aan de Duitse klant [Q] , tegen een winstmarge van 4%;

- [P] de Duitse klant zou gaan bellen en dat die Duitse klant contact met hem zou opnemen om een en ander af te spreken;

- hij toen werd gebeld door [K] van [Q] ;

- hij een kennismakingsgesprek heeft gehad met [P] ;

- de transactie op zijn bedrijf plaats vond waarbij [P] en [K] aanwezig waren;

- [P] de frezen bij zich had op zijn eigen inklapbare steekwagen;

- [P] de factuur van de [J] bij zich had gericht aan [V] , bedrag inclusief BTW;

- [V] de factuur aan [Q] al had opgemaakt, tegen 0% BTW plus 4%;

- [K] de zending controleerde aan de hand van een pakbon;

- [K] [V] contant betaalde;

- [K] daarna vertrok met de frezen op het steekwagentje van [P] die [K] later weer terugzette bij [V] ;

- [V] dan [P] contant betaalde;

- [V] inclusief BTW inkocht en tegen 0% BTW verkocht plus 4% en het verschil om bij te betalen uit het kluisje achter de kassa haalt;

- [P] dan tekende voor ontvangst op de factuur;

- [P] vervolgens vertrok met het geld;

- hij de auto op de foto, D-029, herkende als de auto van [P] ;

- [K] zijn contact was bij [Q] ;

- hij op foto 1 van D-159 [K] herkende en op foto 4 [P] .”

Pagina 67

“ [X] verklaarde in zijn 6e verhoor, nadat hem was medegedeeld dat [I] zijn foto en de stem van [X] op OVC-21, nr. 2990 herkende onder meer:

“Dat is aan hem om dat te verklaren. Ik ontken dat ik dat ben op die geluidsfragmenten.

Ik heb een free-lance overeenkomst met [I] . Deze overeenkomst zit in de tas die in het kantoor in [MM] stond. Ik heb de overeenkomst getekend als [X] . [I] kent mij ook als [X] . De overeenkomst was tussen mij en [KK] . Ik heb ook de stukken bewaard, waaruit blijkt hoeveel ik daarmee heb verdiend. Deze inkomsten heb ik ook aangegeven. Dat zal in 2008/2009 zijn geweest. Ik weet het niet precies. De werkzaamheden bestonden uit het wegbrengen van frezen voor Nederlandse klanten. Ik deed het in opdracht van [I] .

De Nederlandse ondernemer verkocht de frezen weer door. Dit ging om parallelhandel. Daar is niets mis mee. Ik leg niet uit hoe dat ging met de parallelhandel, want dat is niet van belang. Ik heb nooit iemand gezien die de frezen kocht van de ondernemers. Ik kan zo niet zeggen of ik ooit iemand heb gezien die de frezen kocht bij de ondernemer. Het is al lang geleden. [I] belde op dat ik frezen kon brengen en dan deed ik dat. Ik sprak dan op een bepaalde plaats af met [I] en dan kreeg ik de frezen. Ik kreeg een factuur mee en een pakbon en dat was het. Het geld dat ik had ontvangen van de ondernemer bracht ik dan dezelfde dag of de volgende dag weer naar [I] .

Ik kreeg een paar honderd euro per keer.

Ik kreeg van [I] door hoe laat ik bij de ondernemers moest zijn. Ik kwam diverse keren terug bij dezelfde ondernemers. Ik weet niet meer om welke bedrijven dat ging.

Het waren verschillende soorten ondernemers, in allerlei sectoren. De handel in frezen was niet altijd de normale handel van de bedrijven. De afnemer(s) van de ondernemingen ken ik niet. Nu je het zegt, één van de ondernemers zou best [V] kunnen zijn en [W] ook. Deze namen zeggen me wel iets. Was het niet iets met [W] Bakkerij en [V] iets met verlichting, maar dat bedrijf zou best anders kunnen heten.”

D-347 en D-348 en na het tonen van D-347 en D-348, facturen van [J] aan [BB] met datum 7 december 2009, verklaarde [X] :

“Ja die zal ik wel gebracht hebben. Dat is denk ik mijn handschrift. Het ziet er naar mijn handschrift uit en de paraaf zou ik ook kunnen hebben gezet. Ik kreeg toen € 20.000 van [BB] . Ik gaf dat geld dan door aan [I] , nadat ik mijn verdiensten had afgehouden.(..)”

D-335 en na het tonen van D-335, een factuur aan [BB] met datum 25 september 2009 waarop geschreven stond: “Voldaan per kas 28/09/2009 [P] ” en de vraag waarom [X] zich voordeed als [P] , verklaarde hij:

“Ik ken [P] niet. Ik heb mij nooit voorgedaan als [P] , ik ben [X] . Ik ben daar wel geweest als [X] . Verder beroep ik mij op mijn zwijgrecht.””

Pagina 70

“ [K] verklaarde in zijn 9e verhoor onder meer omtrent het samen draaien van de BTW-carrousels [Q] , [R] , [S] BVBA en [U ] :

“De constructies waren iets anders, maar het waren wel allemaal BTW carrousels”

en

“Het geld in de kluis bij [X] was bedoeld om een buffer op te bouwen, want we wilden voorkomen dat we weer geld moesten lenen zoals bij [S] is gebeurd.”

en op pagina 3:

“In de rondjes met [Q] , [R] , [S] heb ik altijd zelf gereden en dan kwam ik [X] aan de andere kant tegen (..)

(..) [I] is wel gebruikt bij alle rondjes, ook hier kreeg hij de hiervoor besproken 4%.”

V04-08 pag 3 Tevens bevestigde [K] dat [X] gebruikt maakt van de aliassen:

 [P]

 [HH]

V05-09, pag 7 Op de opmerking dat [K] het hier over de carrousels heeft, verklaarde [X] in zijn 9e verhoor:

“Dat zeg jij.””

Pagina 72

“ [K] is vanaf 18 mei 2010 benoemd tot zaakvoerder van [S] Belgium, [f-straat 6] , nationaal BTW-nummer [00003] . Datum ontslag 1 oktober 2010.

2.6.5.2 [H] B.V.

D-217 [H1] B.V. is op 26 april 2007 van naam veranderd in [H] B.V.

D-003 Directeur/enig aandeelhouder vanaf die datum is [I] .

V02-01, pag 3 [I] verklaarde in zijn 1e verhoor onder meer:

“(..) Ik heb die [H] tegen betaling op naam gezet. Ik was toen katvanger. Omdat ik geld nodig had.(..)”

en op pagina 4 verklaarde [I] :

“(..) Toen vroegen ze aan mij of ik een bedrijf had, en dat was [H] . Ze vroegen mij om mijn prive bankpasje zodat ze daar mee aan de slag konden.

Dan kreeg ik elke week of 2 weken ongeveer 200 euro. “Ze” waren 2 heren. Ik zeg niet wie, want die maken me dood. Daar ben ik bang voor.(..)”

en op pagina 5 verklaarde [I] :

“Mijn naam wordt in Nijmegen als katvanger genoemd. Ik stond indertijd bekend als ‘makkelijk’. Ongeveer 2 jaar geleden ben ik voor het eerst met die 2 wiens naam ik niet wil noemen in contact gekomen. Toen vroegen ze mij om een bankrekeningnummer en een BV. Zij benaderden mij. In de kroeg. Ze werden door iemand bij mij geintroduceerd. Ik had toen [H] nog. Toen moest ik me opnieuw laten inschrijven bij de Kamer van Koophandel en de naam laten veranderen in [KK] . en een bankrekening openen bij de SNS met 2

pasjes. Twee pasjes waarvan één voor mij en één voor die mannen. Toen is het verhaal begonnen. Ik kreeg daar geld voor en deed daar verder niks mee.(..)”

Pagina 73

“ [I] verklaarde in zijn 2e verhoor, nadat hem een geluidsfragment uit OVC 13, nummer 774, vanaf 12:52:20 tot 13:02:46 uur is afgespeeld onder meer:

“Dat is duidelijk. Dat is het verhaal dat ik jullie al verteld heb vanmiddag. Dat zijn [K] en [X] . [K] heet [K] dacht ik. Ik heb dat SNS gebeuren van [H] gedaan. Toen kende ik [X] en [K] dus

V02-03, pag 4 [X] verklaarde over [I] onder meer dat hij:

- wel eens gereden heeft voor [I] van [H] ;

- niet de feitelijk leider is van [H] , maar dat je voor de feitelijk leider in de kamer van koophandel moet kijken wie directeur is van [H] ;

- hij opdracht kreeg van [I] om de frezen bij de ondernemers af te geven. De ondernemers betaalden hem met contant geld en dat moest hij afgeven aan [I] .

[I] verklaarde hierover als volgt:

“Hij liegt dat is 100%. Je hoort toch dat hij mij belt. Jullie kunnen nagaan met wie [H] zaken deed, die Belgische bv stond op [K] zijn naam. Zij hebben alles geregeld.””

Pagina’s 74/75

“ [K] verklaarde in zijn 10e verhoor over de wijze waarop de BTW-carrousel met [S] BVBA werkte als volgt:

“Ik heb [S] gekocht via internet. [S] zat op dat moment in [f-straat 6] . Ik heb [S] betaald, later werd dit wel verrekend met degene die hier aan meewerkten. Degene die aan [S] meewerkten waren [I] , [X] en ikzelf. [S] is hetzelfde principe als de rest. Ik was zelf de zaakvoerder van [S] . De reden dat ikzelf zaakvoerder ben geworden is dat het goedkoper was om het zelf te doen dan iemand er tussen te zetten. Ik dacht wanneer ik [S] zou verkopen er verder geen vragen zouden volgen. [X] deed zich vertegenwoordiger van [KK] . Ik kwam daar namens [S] .

De transacties gebeurde grotendeels contant en kleine delen per bank. De rol van [I] is dat hij [KK] beschikbaar heeft gesteld. De geldverdeling was zo geregeld dat [I] , [X] en ik alledrie gelijkwaardig deelden. We kregen ieders 4% en verder is het geld opgegaan aan kosten. Die kosten zijn onder andere het aanzuiveren van de rekening van [AAA] van € 15.000,-, [I] heeft ook een aantal BV’s aangeleverd die niet goed waren, dit heeft ons ook zo rond de € 12.000 gekost. Het geld was bijna op toen we met [U ] Handelsonderneming begonnen. Er was wel genoeg geld om met [U ] te starten. De reden dat we gestopt zijn met [S] is dat [BBB] van [CCC] een controle in het vooruitzicht had plus dat de ronde al te lang voorduurde hebben we besloten ermee te stoppen. De vrouw waar [BBB] van [CCC] over verklaarde klopt niet. Waarschijnlijk is de vrouw aan de telefoon een vrouw van een bedrijvencentrum geweest waar [S] telefoondiensten van afnam.

Voor zover ik me kan herinneren gebruikten [X] en ik geen aliassen.”

G-017 Getuige [DDD] verklaarde op de vraag door wie hij was benaderd om goederen te gaan verkopen aan [S] BVBA:

“ [K] heeft telefonisch contact opgenomen met mij. Hij vroeg mij onder meer of wij wel eens exporteerden naar België. Dit is inderdaad het geval. Hij zei tegen mij dat ik contact op moest nemen met [H] . Dit telefoonnummer van [H] heeft hij per e-mail verzonden.(..)”

en

“(..) [X] heeft toen uitgelegd hoe het precies ging met de levering. Hij heeft mij op 14 juli 2010 een prijstlijst gemaild. (..)“

en

“(..) Zowel [X] namens [H] als [K] van [S] zijn langs geweest.(..)”

en

“Op 23 juli 2010 kwam [K] als eerste langs. Ze, zowel [K] als [X] , hebben wel een kaartje laten zien maar deze waarschijnlijk weer meegenomen. Even later komt meneer [X] met de frezen binnen. Hij had een doosje frezen in zijn handen, deze zette hij op tafel. Beiden gingen ze aan tafel zitten. Ik heb ze beiden het verhaal laten doen, dus het verhaal wat ze eerder al verteld hadden over de levering via mij van frezen naar België. (..)“

en

“(..) Aan tafel verschoof het doosje van [X] naar [K] en daar kwamen mijn pakbonnen bij. Het geld, € 5950,00, is van [K] naar [X] gegaan. Ik heb uiteindelijk € 5950,00 contant en € 853,83 per bank aan [H] betaald, dus totaal € 6803,83 betaald, dus inclusief de BTW.(..)”.

(…).

G-024 Getuige [BBB] verklaarde onder meer:

“(..) Ik toon u de e-mails die ik heb ontvangen en die stel ik u ter beschikking. De e-mails zijn afkomstig van [K] , namens [S] BVBA, [f-straat 6] .

Na bestudering van de eerste e-mail, op 26 augustus 2010, had ik het idee dat het wel erg makkelijk ging en dacht ik dat het niet klopte. Ik heb daarom de sites bezocht van [S] en [H] en ik heb zelfs de Engelse fabrikant op internet bezocht en ook dit klopte, dus ik dacht dat het wel goed zou zijn.

Op de website van [S] stond het BTW-nummer en ook de naam en dat klopte met de e-mail die ik gekregen had. (..)“

en

“(..) Later, nadat ik het rapport van de controle van de Belastingdienst had ontvangen, heb ik het adres, [f-straat 6] , in de tweede helft van augustus 2011 bezocht en ik zag daar 6 jaar onkruid staan. Ik heb de buurman aangesproken, zijn naam weet ik niet meer, en hij zei tegen mij dat het al jaren bij de buren een rotzooitje was en dat de Federale Overheid zo nu en dan de post op kwam halen. (..)””

Pagina 81

“Tijdens de doorzoeking van de woning van [X] en [C] op 17 januari 2012 is € 90.470 contant geld aangetroffen. Van dit contante geldbedrag werd € 88.775, waaronder biljetten van is € 50, geordend in stapels van is € 5.000, in de kluis in de woning aangetroffen.”

2.8.

De Inspecteur heeft uit de processen-verbaal afgeleid dat belanghebbende mede organisator was van een aantal btw-carrousels, waarmee hij inkomen heeft genoten dat niet is aangegeven. De Inspecteur heeft geconcludeerd dat van de niet afgedragen omzetbelasting 15/19 aan de deelnemers van de btw-carrousels toekomt, als volgt verdeeld: 4/19 voor de katvangers en 5,5/19 voor zowel Heeger als belanghebbende:

Jaaromzet Eerste levering

Verschuldigde omzetbelasting (19%)

aandeel belanghebbende

Resultaat

2008

€ 930.411

€ 176.778

5,5/19e deel

€ 51.173

2009

€ 2.901.813

€ 551.344

5,5/19e deel

€ 159.600

2010

€ 2.239.459

€ 425.497

5,5/19e deel

€ 123.170

2011

€ 1.550.198

€ 294.538

5,5/19e deel

€ 85.261

2.9.

De leveringen door de tussenhandelaren aan de buitenlandse afnemers zijn vermeld (gelist) als intracommunautaire leveringen (artikel 37a Wet op de omzetbelasting 1968). De vermelde omzetten bedragen volgens het Vat Information Exchange System (hierna: VIES):

jaar

intracommunautaire leveringen

2008

€ 967.627

2009

€ 3.019.894

2010

€ 2.329.036

2011

€ 1.612.206

2.10.

De Inspecteur heeft met dagtekening 2 augustus 2012 de voorlopige aanslagen IB/PVV 2011 en Zvw 2011 en beschikkingen heffingsrente opgelegd. Hiertegen is bezwaar gemaakt.

2.11.

Bij uitspraken op bezwaar van 7 maart 2013 zijn de bezwaren ongegrond verklaard.

2.12.

De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 26 februari 2014, nrs. AWB 13/1689 en 13/1690, ECLI:NL:RBZWB:2014:9360, ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof. Het gerechtshof heeft bij uitspraak van 18 maart 2016, nrs. 14/00475 en 14/00476, ECLI:NL:GHSHE:2016:990, het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de voorlopige aanslagen en de beschikkingen heffingsrente vernietigd. Bij arrest van 9 november 2018, nr. 16/02230, ECLI:NL:HR:2018:2082, heeft de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en het geding naar het Hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest (hierna: het verwijzingsarrest).

2.13.

De Hoge Raad heeft in het verwijzingsarrest geoordeeld:

“2.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Belanghebbende is in verband met een verdenking van betrokkenheid bij omzetbelastingfraude strafrechtelijk vervolgd. De FIOD heeft naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek naar deze fraude processen-verbaal opgemaakt. Op basis van deze processen‑verbaal heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende in de jaren 2008 tot en met 2011 met zijn deelname aan die fraude inkomsten heeft genoten. De Inspecteur heeft ter zake van deze inkomsten aan belanghebbende (navorderings)aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd voor de jaren 2008 tot en met 2010. Voor het onderhavige jaar (2011) heeft de Inspecteur voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd (hierna: de voorlopige aanslagen).

2.1.2.

Alle hiervoor in 2.1.1 bedoelde belastingaanslagen zijn met toepassing van artikel 10 van de Invorderingswet 1990 terstond invorderbaar verklaard. Belanghebbende is niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord voordat de belastingaanslagen aan hem werden opgelegd.

2.2.

Voor het Hof was in verband daarmee onder meer in geschil of de voorlopige aanslagen (en de daarmee samenhangende beschikkingen) dienen te worden vernietigd wegens schending van de uit het recht van de Unie voortvloeiende rechten van verdediging (hierna: het verdedigingsbeginsel).

2.3.

Het Hof heeft aannemelijk geacht dat belanghebbende in het onderhavige jaar beschikte over een kantoorruimte in […] (Duitsland) en dat hij – gedeeltelijk – vanuit deze kantoorruimte leiding heeft gegeven aan de activiteiten ter zake waarvan hem de voorlopige aanslagen zijn opgelegd. Hierdoor is naar het oordeel van het Hof sprake van een situatie die binnen de materiële werkingssfeer van het VWEU valt, meer in het bijzonder de bepalingen betreffende de vrijheid van vestiging. Dit brengt volgens het Hof mee dat de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) gewaarborgde grondrechten moeten worden geëerbiedigd, ongeacht het antwoord op de vraag of de in het onderhavige geding toepasselijke nationale wettelijke bepalingen de door het VWEU gewaarborgde verkeersvrijheden schenden.

Hiervan uitgaande is het Hof tot de slotsom gekomen dat het verdedigingsbeginsel is geschonden doordat belanghebbende niet is gehoord voorafgaand aan het opleggen van de voorlopige aanslagen, en dat deze schending ertoe leidt dat de voorlopige aanslagen en de daarbij gegeven beschikkingen moeten worden vernietigd.

2.4.

Het middel komt op tegen de hiervoor in 2.3 weergegeven oordelen van het Hof.

2.5.1.

Het middel faalt voor zover het opkomt tegen het oordeel van het Hof dat belanghebbende in het onderhavige jaar beschikte over een kantoorruimte in Duitsland van waaruit hij leiding heeft gegeven. Dit oordeel kan, als van feitelijke aard en niet onbegrijpelijk, in cassatie niet met vrucht worden bestreden.

2.5.2.

Het middel betoogt verder dat zich hier niet een situatie voordoet waarin het verdedigingsbeginsel meebrengt dat de Inspecteur was gehouden belanghebbende vooraf in kennis te stellen van zijn voornemen de voorlopige aanslagen op te leggen en hem de gelegenheid te bieden op dat voornemen te reageren.

2.5.3.

Het middel gaat uit van de opvatting dat het verdedigingsbeginsel niet geldt in gevallen waarin (i) de toegepaste nationale belastingwetgeving niet uitvoering geeft aan het recht van de Unie, en (ii) evenmin aan de orde is of de toepassing van de nationale belastingwetgeving een – al dan niet gerechtvaardigde - beperking inhoudt van de in het VWEU neergelegde verkeersvrijheden. Het middel slaagt in zoverre, omdat die opvatting juist is (vgl. HvJ 8 november 2012, Iida, C-40/11, ECLI:EU:C:2012:691, punten 77 tot en met 82, HvJ 30 april 2014, Pfleger, C-390/12, ECLI:EU:C:2014:281, punten 33 tot en met 36, en HvJ 6 maart 2018, SEGRO en Horváth, C‑52/16 en C‑113/16, ECLI:EU:C:2018:157, punten 127 en 128).

Anders dan waarvan het Hof is uitgegaan, kan aan de enkele omstandigheid dat belanghebbende beschikte over een kantoorruimte in een andere lidstaat van waaruit hij leiding heeft gegeven aan de hiervoor in 2.3 bedoelde activiteiten, niet de gevolgtrekking worden verbonden dat bij het opleggen van de voorlopige aanslagen het verdedigingsbeginsel geldt.

2.6.

Gelet op hetgeen hiervoor in 2.5.3 is overwogen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Het middel voor het overige behoeft geen behandeling. Verwijzing moet volgen.

Voor het geding na verwijzing heeft te gelden dat belanghebbende niet met succes een beroep kan doen op het verdedigingsbeginsel, omdat (i) de Inspecteur met de voorlopige aanslagen niet uitvoering heeft gegeven aan het recht van de Unie, en (ii) niet is gesteld dat de toegepaste nationale bepalingen in dit geval een beperking vormen van een van de door het VWEU gewaarborgde verkeersvrijheden.”

2.14.

Aan belanghebbende zijn met dagtekening 6 november 2013 de definitieve aanslagen IB/PVV en Zvw 2011 opgelegd. Bij uitspraken op bezwaar zijn het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning en het bijdrage-inkomen verminderd tot respectievelijk € 100.000 en € 33.427.

2.15.

De strafkamer van het Hof heeft in zijn arrest van 27 januari 2016, nr. 21-002524-15, belanghebbende wegens (i) medeplegen van valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd, (ii) medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, (iii) medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, (iv) medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon terwijl verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, (v) medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken en (vi) als oprichter en bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 422 dagen voorwaardelijk. Ter zitting van de strafkamer van het Hof heeft belanghebbende bekend de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld, te hebben gepleegd. Belanghebbende heeft geen cassatieberoep ingesteld.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Na verwijzing is in geschil of de voorlopige aanslagen en de beschikkingen heffingsrente terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. De Inspecteur beantwoordt deze vragen bevestigend en belanghebbende ontkennend.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de voorlopige aanslagen en de beschikkingen heffingsrente.

3.4.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing