Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:350, 16/00877 en 16/00878

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:350, 16/00877 en 16/00878

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 januari 2019
Datum publicatie
25 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:350
Formele relaties
Zaaknummer
16/00877 en 16/00878

Inhoudsindicatie

BPM. Berekening van de vermindering. Nevenvorderingen. Rente, immateriële schadevergoeding, proceskosten.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 16/00877 en 16/00878

uitspraakdatum: 15 januari 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 14 juni 2016, nummers AWB 12/3891 en 12/3892, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft een bedrag van € 8.498 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd van € 430.

1.2

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar de bezwaren gegrond verklaard. Daarbij is de verschuldigde BPM alsook de naheffingsaanslag verminderd, is rente aan belanghebbende vergoed en is haar een proceskostenvergoeding toegekend.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 20 december 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – mr. [C] en drs. [D] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft een gebruikte auto, een BMW 325i met een datum van eerste toelating van 29 juli 2010, vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft zij op 11 maart 2011 een bedrag van € 8.498 aan verschuldigde BPM op aangifte voldaan en een bedrag van € 430 op de aan haar in verband daarmee op 8 maart 2011 opgelegde naheffingsaanslag.

2.2

Belanghebbende heeft op 12 april 2011 bezwaar aangetekend tegen zowel de voldoening op aangifte als tegen de naheffingsaanslag. Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.3

Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 29 juni 2012 heeft de Inspecteur de bezwaren inzake de voldoening en de naheffingsaanslag gegrond verklaard. De op aangifte verschuldigde BPM en het bedrag van de naheffingsaanslag zijn daarbij verminderd tot € 7.412 respectievelijk € 391, is aan belanghebbende rente vergoed (€ 8) en is aan haar een proceskostenvergoeding toegekend (2 x € 54,50).

2.4

De onderhavige bezwaarprocedures maakten deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.

2.5

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.

2.6

De Rechtbank heeft beide beroepen tegen de uitspraken op bezwaar gegrond verklaard. Kort gezegd heeft de Rechtbank de naheffingsaanslag verder verminderd tot € 275, de Inspecteur gelast rente aan belanghebbende te vergoeden, aan belanghebbende een immateriëleschadevergoeding toegekend van € 1.000, te vergoeden door de Staat, en een proceskostenvergoeding van € 1.104 voor bezwaar en beroep alsmede een vergoeding van het betaalde griffierecht van € 620.

2.7

Belanghebbende heeft op 18 juli 2016 hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

In hoger beroep is kort gezegd, naast de hoogte van de verschuldigde BPM, in geschil of de door de Rechtbank toegekende vergoedingen voor rente, immateriële schade en proceskosten te laag zijn.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing