Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3531, 17/01301 en 17/01302

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3531, 17/01301 en 17/01302

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2019
Datum publicatie
3 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3531
Formele relaties
Zaaknummer
17/01301 en 17/01302

Inhoudsindicatie

BPM. Rente, immateriële schadevergoeding, proceskosten.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 17/01301 en 17/01302

uitspraakdatum: 24 april 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] b.v. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 18 oktober 2017, nummers AWB 17/2875 en 17/2876 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft een bedrag van € 3.015 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur een naheffingsaanslag van € 1.436 aan belanghebbende opgelegd.

1.2

Het tegen de voldoening op aangifte door belanghebbende gemaakte bezwaar is door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de naheffingsaanslag gegrond.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 14 februari 2019 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als de gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – mr. [C] en drs. [D] .

1.6

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft een auto, van het merk Peugot, type 508 RXH 2.0 HDi Hybrid 4 met een eerste toelating van 22 maart 2013, vanuit Duitsland naar Nederland overgebracht en deze doen registreren in het Nederlandse kentekenregister. In verband hiermee heeft zij op 5 juni 2013 een bedrag van € 3.015 aan BPM op aangifte voldaan. De Inspecteur heeft in verband hiermee met dagtekening 6 november 2013 een naheffingsaanslag BPM aan belanghebbende opgelegd van € 1.436. Belanghebbende heeft het totaalbedrag voldaan.

2.2

Belanghebbende heeft op 7 november 2013 bezwaar bij de Inspecteur aangetekend.

2.3

Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.4

De Inspecteur heeft het bezwaarschrift aangemerkt als te zijn gericht tegen zowel de voldoening op aangifte als tegen de naheffingsaanslag. Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 4 mei 2017 heeft de Inspecteur het op de voldoening op aangifte betrekking hebbende bezwaar wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard. Ambtshalve heeft de Inspecteur echter aan belanghebbende een teruggaaf van BPM verleend van € 151. Het bezwaar tegen de naheffingsaanslag is door de Inspecteur gegrond verklaard en de naheffingsaanslag is door hem vernietigd. Belanghebbende is in bezwaar niet gehoord. Aan haar is wel een proceskostenvergoeding van € 246 toegekend door de Inspecteur.

2.5

De onderhavige bezwaarprocedures maakten deel uit van een reeks van duizenden van door belanghebbendes gemachtigde geëntameerde bezwaarprocedures in BPM-zaken.

2.6

Belanghebbende heeft tegen de onder 2.4 bedoelde uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Daarnaast heeft de gemachtigde van belanghebbende in meer dan duizend andere soortgelijke BPM-zaken beroep bij de Rechtbank ingesteld.

2.7

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 18 oktober 2017, kort gezegd, het beroep inzake de voldoening op aangifte gegrond verklaard en de desbetreffende uitspraak op bezwaar vernietigd omdat tegen de voldoening op aangifte geen bezwaarschrift is ingediend, het beroep inzake de ambtshalve verleende vermindering niet-ontvankelijk verklaard, het beroep inzake de naheffingsaanslag ongegrond verklaard, zich onbevoegd verklaard met betrekking tot het verzoek tot vergoeding van zogenoemde Irimie-rente, belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toegekend ten bedrage van € 2.000, te vergoeden door de Inspecteur, een proceskostenvergoeding van € 990 ter zake van het beroep en vergoeding van het griffierecht van € 333.

2.8

Belanghebbende heeft op 23 november 2017 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.

2.9

De Inspecteur heeft de door de Rechtbank toegekende vergoedingen voor immateriële schade, proceskosten en griffierecht nog niet aan belanghebbende uitbetaald.

3 Het geschil

Tussen partijen is in hoger beroep in geschil, kort gezegd, of belanghebbende recht heeft op hogere vergoedingen ter zake van rente, immateriële schade en proceskosten dan door de Rechtbank zijn toegekend. Met betrekking tot de immateriëleschadevergoeding is voorts aan de orde of de rechter(s) die de hoofdzaak behandelt (behandelen) gerechtigd is (zijn) ook het verzoek tot vergoeding van immateriële schade te behandelen, of dat (een) andere rechter(s) – een andere zetel – dat behoort (behoren) te doen. In hoger beroep zijn de beslissingen van de Rechtbank met betrekking tot de voldoening op aangifte, de naheffingsaanslag en de ambtshalve verleende vermindering niet bestreden door belanghebbende.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing