Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3538, 18/00608 en 18/00609

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3538, 18/00608 en 18/00609

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2019
Datum publicatie
3 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3538
Zaaknummer
18/00608 en 18/00609

Inhoudsindicatie

Zuiveringsheffing. Procesbelang. Proceskosten.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00608 en 18/00609

uitspraakdatum: 24 april 2019

Uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] V.O.F. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 juni 2018, nummers Awb 18/263 en 18/264, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT) (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2014 aan belanghebbende een aanslag in de Zuiveringsheffing opgelegd. Bij beschikking is tevens een verzuimboete opgelegd.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de verzuimboete verminderd tot nihil.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft voor het jaar 2015 aan belanghebbende een aanslag in de Zuiveringsheffing opgelegd. Bij beschikking is tevens een verzuimboete opgelegd.

1.4.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard en de verzuimboete verminderd tot nihil.

1.5.

Belanghebbende is tegen de in 1.2 en 1.4 genoemde uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen niet-ontvankelijk verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2014 en 2015 aanslagen in de Zuiveringsheffing opgelegd (hierna: de aanslagen). Tevens zijn daarbij verzuimboetes opgelegd vanwege het niet doen van aangifte (hierna: de boetes). Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen de boetes. In die bezwaarschriften is aangegeven dat de voorlopige aanslagen inmiddels zijn betaald en dat de definitieve aanslagen even hoog zijn.

2.2.

In de uitspraken op bezwaar van respectievelijk 15 december 2017 (2014) en 20 december 2017 (2015) heeft de heffingsambtenaar opgenomen: “Ik verklaar uw bezwaarschrift Zuiveringsheffing Bedrijfsruimte ongegrond (…). De aanslag blijft gehandhaafd.” In bijgevoegde specificaties is te zien dat de boetes zijn verminderd tot nihil.

2.3.

Op 22 januari 2018 heeft belanghebbende tegen beide uitspraken op bezwaar beroep aangetekend. Nadat de heffingsambtenaar de beroepen van de Rechtbank heeft ontvangen, heeft hij op 5 februari 2018 telefonisch contact met belanghebbende gezocht. Naar aanleiding van dat telefoongesprek heeft de heffingsambtenaar op 5 februari 2018 de volgende brief naar belanghebbende verzonden:

“De rechtbank Overijssel heeft ons in kennis gesteld van het door u ingestelde beroep. Het beroep is gericht tegen de aanslagen met aanslagnummer [00000] en [00001] . Het gaat hierbij om de opgelegde boetes voor het niet doen van aangifte. Naar aanleiding van het ingestelde beroepschrift hebben wij vandaag, maandag 5 februari 2018, telefonisch contact gehad. Met deze brief ontvangt u een ambtshalve besluit.

Besluit

U hebt ten onrechte boetes ontvangen voor het niet doen van aangifte. De boetes zijn vernietigd op grond van onderstaande overwegingen.

Overwegingen

In de beslissingen op bezwaar wordt uw bezwaar ongegrond verklaard. Dit is niet juist. De verzoeken tot het doen van aangifte zijn naar een verkeerd adres verzonden. De daaropvolgende boetes zijn daarmee onterecht aan u opgelegd en deze zijn inmiddels vernietigd.

Aanslagen

Tijdens ons telefonisch contact hebt u ook aangegeven het niet eens te zijn met de opgelegde

aanslagen zelf. Er zou namelijk sprake zijn geweest van één perceel met daarop een woning en bedrijfshal, deze zouden gebruik hebben gemaakt van dezelfde riolering. U hebt eerder geen bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslagen. Ik heb naar aanleiding van het telefonisch contact onderzoek ingesteld naar de juistheid van de opgelegde aanslagen. Omtrent de uitkomst van dit onderzoek ontvangt u later schriftelijk bericht van mij.

Ten aanzien van het beroep

Aangezien de boetes reeds vernietigd waren heeft u, voor zover ik kan nagaan, geen belang om deze procedure te voeren. Ik zou u dan ook in overweging willen geven het beroep bij de rechtbank in te trekken. In dat geval zal het door u betaalde griffierecht door ons worden vergoed.”

2.4.

Belanghebbende heeft in een brief van 22 februari 2018 aan de Rechtbank te kennen gegeven dat zij - naast de boetes - de aanslagen bestrijdt.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift van 22 maart 2018 aangegeven dat de uitspraken op bezwaar dermate onduidelijk waren dat belanghebbende beroep heeft ingesteld om duidelijkheid te krijgen.

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende geen procesbelang meer had omdat de boetes inmiddels waren vernietigd en dat de griffierechten door de heffingsambtenaar zouden worden vergoed. Tevens heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor de zitting, omdat ruim voor de zitting kenbaar was gemaakt dat de boetes waren vernietigd.

3 Geschil

In geschil is of de Rechtbank de beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Voorts is in geschil of de Rechtbank terecht geen proceskostenvergoeding voor de zitting bij de Rechtbank heeft toegekend. Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten