Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3540, 18/00673 en 18/00674

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-04-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3540, 18/00673 en 18/00674

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 april 2019
Datum publicatie
3 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3540
Formele relaties
Zaaknummer
18/00673 en 18/00674

Inhoudsindicatie

OB. Ontvankelijkheid hoger beroep. Termijnoverschrijding. Verschoonbaar?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00673 en 18/00674

uitspraakdatum: 24 april 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 8 juni 2018, nummers AWB 17/5498 en 17/5501, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 september 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.

1.2.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen op 8 juni 2018 ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.7.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de Inspecteur op 27 maart 2019 telefonisch contact opgenomen met de griffie van het Gerechtshof. De Inspecteur heeft daarbij gewezen op het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2002, nr. 36.798, ECLI:NL:HR:2002:AD8511. De Inspecteur heeft daarbij niet verzocht om heropening van het onderzoek. Het Hof ziet in dit telefonisch contact, om de redenen die onder 4.7. worden gegeven, geen aanleiding het onderzoek op grond van het bepaalde in artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te heropenen. Naar het oordeel van het Hof is het onderzoek volledig geweest.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank van 8 juni 2018, welke op dezelfde datum per aangetekende post aan partijen is verzonden, bij brief van 20 juli 2018 hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is op 25 juli 2018 door het Hof ontvangen.

2.2.

Bij brief van 31 augustus 2018 heeft het Hof het volgende aan belanghebbende laten weten:

“De rechtbank Gelderland heeft de uitspraken op 8 juni 2018 aangetekend aan u verzonden. De beroepstermijn is derhalve aangevangen op 9 juni 2018 en zes weken nadien, op (vrijdag) 20 juli 2018 geëindigd. Het hogerberoepschrift is op (woensdag) 25 juli 2018 ontvangen ter griffie van het Hof. De poststempel op de enveloppe vermeldt - voor zover leesbaar - ' 4 VII 18-22'.

In het kader van het (voor)onderzoek naar de ontvankelijkheid van de hoger beroepen, verzoek ik u - gelet op artikel 6:9, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht - vóór 21 september 2018 nadere informatie omtrent de terpostbezorging te verstrekken.”

2.3.

Belanghebbende heeft bij brief van 12 september 2018 als volgt gereageerd:

“Bij schrijven van 31 augustus verzoekt u mij impliciet te melden wanneer de enveloppe op de bus is gedaan.

U verwijst zelf naar de dagtekening. Ik kan u bevestigen dat het beroepschrift inderdaad dezelfde datum - eind middag/beging van de vrijdagavond - in gezelschap van een derde op de bus is gedaan.

De vermelding op de poststempel zegt ook mij niets. In ieder geval kunnen we vaststellen dat de brief binnen de voorgeschreven 7-dagen termijn door u is ontvangen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Mocht u nog nadere informatie wensen cq een getuigenverklaring op prijs stellen, dan verneem ik dat gaarne.”

3 Geschil

3.1.

Primair is in geschil de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing