Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3931, 200.236.185

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 07-05-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:3931, 200.236.185

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
7 mei 2019
Datum publicatie
17 september 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:3931
Formele relaties
Zaaknummer
200.236.185

Inhoudsindicatie

Gezagsbeëindiging, voogdij. IPR. Bevoegdheid Nederlandse rechter, gewone verblijfplaats kind, Nederlands recht. 8 Brussel II bis.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.238.649 en 200.236.185

(zaaknummer rechtbank Gelderland 327653)

beschikking van 7 mei 2019

inzake 200.238.649

[de vader] ,

thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [plaats ] ,verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem,

en

de raad voor de kinderbescherming,

gevestigd te Arnhem,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de raad.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

de gecertificeerde instelling

stichting Jeugdbescherming Gelderland,

gevestigd te Doetinchem,

verder te noemen: de GI,

en

[de moeder] ,

thans verblijvend in de Penitentiaire Inrichting te [plaats ] ,verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. N. Groen te Almere.

inzake 200.236.185

[de moeder] ,

thans verblijvend in de Penitentiaire Inrichting te [plaats ] ,verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. N. Groen te Almere,

en

de raad voor de kinderbescherming,

gevestigd te Arnhem,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de raad.

Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

de gecertificeerde instelling

stichting Jeugdbescherming Gelderland,

gevestigd te Doetinchem,

verder te noemen: de GI,

en

[de vader] ,

thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [plaats ] ,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem.

1 Het geding in eerste aanleg

In beide zaken:

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 januari 2018 (verder: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

In de zaak met nummer 200.238.649:

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 april 2018;

- een journaalbericht van mr. Willemsen van 21 november 2018 met producties;

- een brief van de raad van 27 november 2018 met als bijlage een pleitnotitie;

- een journaalbericht van mr. Willemsen van 19 maart 2019 met producties.

In de zaak met nummer 200.236.185:

2.2.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 maart 2018;

- een brief van mr. Willemsen van 9 mei 2018;

- een brief van de raad van 27 november 2018 met als bijlage een pleitnotitie.

In beide zaken:

2.3.

De mondelinge behandeling heeft op 4 december 2018 plaatsgevonden. De vader is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en R.B. Schmitt als tolk. Namens de raad is [medewerker 1 RvdK] verschenen. Namens de GI zijn verschenen [medewerker 1 GI] , [medewerker 2 GI] en [medewerker 3 GI] . Namens de moeder zijn mr. N. Groen en F.B. Dijkstra als tolk ter zitting verschenen. De moeder is niet verschenen, omdat haar vervoer door een overplaatsing niet goed geregeld bleek te zijn. Hierop heeft het hof de zaak aangehouden. De mondelinge behandeling heeft vervolgens op 2 april 2019 plaatsgevonden. Tijdens die mondelinge behandeling is verschenen de vader in persoon, bijgestaan door zijn advocaat en I. Teerink als tolk. Verder is verschenen de moeder in persoon, bijgestaan door haar advocaat en N.C. Verduin als tolk. Namens de raad is [medewerker 2 RvdK] verschenen. Namens de GI is verschenen [medewerker 2 GI] .

3 De feiten

In beide zaken:

3.1.

Uit het huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren:

- [kind 1] (verder: [kind 1] ), geboren op [datum] 2008 te [plaats ] (Duitsland),

- [kind 2] (verder: [kind 2] ), geboren op [datum] 2010 te [plaats ] (Duitsland), en

- [kind 3] (verder: [kind 3] ), geboren op [datum] 2016 te [plaats ] (Duitsland), hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.

Tot aan de bestreden beschikking waren de moeder en de vader gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.

3.2.

Bij beschikkingen van 25 juli 2017 en 2 augustus 2017 heeft de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op verzoek van de raad, het ouderlijk gezag van de ouders geschorst met ingang van 25 juli 2017 voor een periode van 12 weken, te weten tot 25 oktober 2017 en bepaald dat de schorsing ook na die datum doorloopt wanneer voor die datum bij de rechtbank een verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag is ingediend. De schorsing loopt dan door totdat op dit verzoek zal zijn beslist.

3.3.

De kinderen verblijven gezamenlijk in een gezinshuis.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing

6 De slotsom

7 De beslissing