Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5266, 200.226.674
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:5266, 200.226.674
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 juni 2019
- Datum publicatie
- 28 juni 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2019:5266
- Zaaknummer
- 200.226.674
Inhoudsindicatie
Effectenlease. Waiverzaak. Eiswijziging Dexia. Belang Dexia. Geen sprake van misbruik van bevoegdheid. Geen mogelijke vordering vanwege advisering tussenpersoon (SpaarSelect), aankoop aandelen en onjuiste afrekenkoersen. Wel sprake van mogelijke vordering vanwege mogelijk onjuist verrekend fiscaal voordeel en mogelijke buitengerechtelijke kosten. Daarom verklaring voor recht afgewezen.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.226.674
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 3698495)
arrest van 25 juni 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Dexia,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folder,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 11 november 2015 dat de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft gewezen.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 10 februari 2016,
- de memorie van grieven, tevens houdende akte wijziging van eis (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- de akte uitlaten producties aan de zijde van Dexia,
- de antwoordakte (met producties) aan de zijde van [geïntimeerde] .
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3 De vaststaande feiten
Tussen Dexia (als rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V.) en [geïntimeerde] is op 17 december 1997 onder de naam “Maximaal Rendement Effect” een effectenleaseovereenkomst tot stand gekomen met contractnummer [contractnummer 1] . Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 180 maanden (15 jaar) en had een totaal overeengekomen leasesom van ƒ 169.700,60, omgerekend € 77.006,77. In het door Dexia overgelegde financiële overzicht is vermeld dat [geïntimeerde] op grond van deze overeenkomst in totaal € 13.079,11 aan maandtermijnen aan Dexia heeft betaald en dat [geïntimeerde] voor een bedrag van € 902,40 aan dividenden heeft ontvangen. De overeenkomst is volgens het financiële overzicht op 10 mei 1999 met een batig saldo van € 11.291,80 geëindigd.
Na de beëindiging van de onder 3.1 genoemde overeenkomst is op 11 mei 1999 tussen Dexia en [geïntimeerde] onder de naam “Overwaarde Effect” een effectenleaseovereenkomst tot stand gekomen met contractnummer [contractnummer 2] . Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 240 maanden (20 jaar) en had een totaal overeengekomen leasesom van € 71.093,52. In het door Dexia overgelegde financiële overzicht is vermeld dat [geïntimeerde] op grond van deze overeenkomst in totaal € 14.218,70 aan maandtermijnen aan Dexia heeft betaald en dat [geïntimeerde] voor een bedrag van € 3.750,52 aan dividenden heeft ontvangen. De overeenkomst is volgens het financiële overzicht op 12 mei 2004 met een restschuld van € 10.838,25 geëindigd.
Onderaan zowel de overeenkomst met contractnummer [contractnummer 1] als de overeenkomst met contractnummer 21500205 (hierna gezamenlijk: de overeenkomsten) staat onder de handtekening van de lessee het volgende vermeld: “Adviseur: (…) Spaar Select B.V.”.
Leaseproces B.V. (hierna: Leaseproces) heeft namens [geïntimeerde] de overeenkomsten vernietigd c.q. ontbonden en Dexia verzocht alle door [geïntimeerde] betaalde bedragen terug te betalen.
Op 25 januari 2007 heeft het Gerechtshof Amsterdam de zogeheten “Duisenberg-regeling” voor aandelenleaseproducten algemeen verbindend verklaard in de zin van de Wet op de Collectieve Afwikkeling Massaschade (ECLI:NL:GHAMS:2007:AZ7033). [geïntimeerde] heeft door middel van een “opt-out” verklaring in de zin van artikel 7:908 lid 2 BW aangegeven niet aan de deze regeling gebonden te willen zijn.
In zijn arresten van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837) en 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH2815) heeft de Hoge Raad een oordeel gegeven over de rechtsregels en de beoordelingsmaatstaven die van toepassing zijn op effectenleasezaken als de onderhavige. Op 1 december 2009 heeft het Gerechtshof Amsterdam in een viertal arresten (ECLI:NL:GHAMS:2009:BK:4978, BK4981, BK4982 en BK4983) de uitspraak van de Hoge Raad uitgewerkt in het zogeheten “hofmodel”. In zijn arrest van 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het hof daarmee een juiste toepassing heeft gegeven aan de eerder bedoelde maatstaven.
Bij brief van 25 januari 2012 heeft Leaseproces namens [geïntimeerde] aan Dexia bericht dat [geïntimeerde] zich zijn rechten ten aanzien van alle vorderingen op Dexia voorbehoudt.
De gemachtigde van Dexia heeft bij brief van 24 oktober 2014 [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden om aan te tonen dat hij nog recht zou hebben op schadevergoeding. Indien [geïntimeerde] zou menen geen recht meer te hebben op enige schadevergoeding, kon hij de bijgevoegde “waiver” ondertekenen en retourneren. [geïntimeerde] heeft de waiver niet ondertekend.