Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6182, 18/00123 en 18/00124

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-07-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6182, 18/00123 en 18/00124

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 juli 2019
Datum publicatie
2 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:6182
Zaaknummer
18/00123 en 18/00124

Inhoudsindicatie

Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de veehouderij bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. De Cultuurgrondvrijstelling is daarom niet van toepassing.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 18/00123 en 18/00124

uitspraakdatum: 30 juli 2019

Uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 11 januari 2018, nummers LEE 17/1107 en 17/2541, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2015 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 63.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag rioolheffing 2016 vastgesteld ten bedrage van € 171,41.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de eerder vastgestelde waarde en de opgelegde aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 11 januari 2018 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2019 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar [B] , bijgestaan door [C] , taxateur.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De onroerende zaak bestaat uit twee percelen grasland. Belanghebbende heeft circa tien schapen en één geit. Belanghebbende beschikt over meerdere percelen grasland waar hij de schapen en geit roulerend op laat grazen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de al dan niet toepasselijkheid van de cultuurgrondvrijstelling en de al dan niet schending van het gelijkheidsbeginsel.

3.2

Belanghebbende stelt dat de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is, althans dat het gelijkheidsbeginsel aan de heffing van rioolheffing in de weg staat. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vernietiging van de bestreden aanslag en beschikking.

3.3

De heffingsambtenaar houdt vast aan de beschikte waarde van € 63.000 en stelt dat de cultuurgrondvrijstelling niet van toepassing is en dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

De beschikte waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum is als zodanig tussen partijen niet in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing