Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6632, 18/00764

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 20-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:6632, 18/00764

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
20 augustus 2019
Datum publicatie
30 augustus 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:6632
Formele relaties
Zaaknummer
18/00764

Inhoudsindicatie

Geen sprake van schending van het fundamentele recht op de behandeling van de zaak door een onafhankelijke rechter. Waardevaststelling woning en garage. Aanslagen afvalstoffenheffing, rioolheffing en OZB. Belanghebbende dient de reiskosten van de heffingsambtenaar te vergoeden wegens kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00764

uitspraakdatum: 20 augustus 2019

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 juli 2018, nummer AWB 17/4156, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Belastingcentrum Tribuut (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 5 te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 142.000. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar bij beschikking op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 8 G9 te [Z] (hierna: de garage), per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 15.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen onroerende-zaakbelasting 2017 (OZB), de aanslag afvalstoffenheffing en de aanslag rioolbelasting gebruiker woning vastgesteld.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen en de aanslagen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.6.

Belanghebbende heeft met dagtekening 5 juni 2019, bij het Hof binnengekomen op 6 juni 2019, een wrakingsverzoek gedaan. De wrakingskamer heeft bij beslissing van 16 juli 2019 het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning en van de garage. De woning betreft een rijwoning met een berging uit het bouwjaar 1965. De inhoud van de woning bedraagt 406 m³ en de oppervlakte van het perceel bedraagt 163 m². De garage, uit het bouwjaar 1965, heeft een oppervlakte van 26 m².

2.2.

Bij beslissing van 27 februari 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank het wrakingsverzoek van belanghebbende strekkende tot de wraking van mr. A.P. Vaatstra, rechter in de Rechtbank, afgewezen. Bij beslissing van 19 juni 2018 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank het wrakingsverzoek van belanghebbende strekkende tot de wraking van mr. A.P. Vaatstra, mr. L.P.J. Lambooij, mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en mr. Y.M.J.I. Baauw, allen rechters in de Rechtbank, niet-ontvankelijk verklaard.

3 Geschil

In geschil is of:

-

de beslissing van de wrakingskamer van 19 juni 2018 terecht is genomen;

-

de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2016 niet te hoog is;

-

de waarde van de garage op de waardepeildatum 1 januari 2016 niet te hoog is;

-

de aanslagen OZB, afvalstoffenheffing en rioolbelasting terecht zijn opgelegd; en

-

belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding van € 100.000.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing