Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:677, 16/01078 t/m 16/01080

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-01-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:677, 16/01078 t/m 16/01080

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 januari 2019
Datum publicatie
8 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:677
Formele relaties
Zaaknummer
16/01078 t/m 16/01080

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Omkering en verzwaring van de bewijslast. Redelijke schatting. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting. Vergrijpboetes.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 16/01078, 16/01079 en 16/01080

uitspraakdatum: 29 januari 2019

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juli 2016, nummers AWB 13/7999, 13/8001 en 13/8003, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2009 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 260.000. Bij beschikking is € 10.885 heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 52.000 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2010 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 285.636. Bij beschikking is € 7.670 heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 58.665 opgelegd.

1.3.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2011 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 700.000. Bij beschikking is € 4.773 heffingsrente in rekening gebracht.

1.4.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen inzake de vergrijpboetes over de jaren 2009 en 2010 gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen 2009 en 2010 vernietigd, de boetes verminderd tot € 22.100 voor het jaar 2009 en € 24.932 voor het jaar 2010, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.7.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.8.

De Inspecteur heeft nadere stukken ingezonden, welke in afschrift aan de wederpartij zijn verstrekt.

1.9.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2018. De zaken van belanghebbende zijn gelijktijdig behandeld met de zaken van [A] met de zaaknummers 16/01081, 16/01082 en 16/01083. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [A] (hierna: de echtgenote). Het woonadres van belanghebbende en de echtgenote was [a-straat 1] te [B] en later [b-straat 2] te [Z] .

2.2.

Belanghebbende verricht werkzaamheden als internationaal financieel adviseur. Hij heeft in de onderhavige jaren deze advieswerkzaamheden verricht in veertien landen.

2.3.

Op 10 februari 2009 is het faillissement van belanghebbende wegens de toestand van de boedel opgeheven.

2.4.

Op 28 september 2009 is de echtgenote van belanghebbende als beherend vennoot met [C] (hierna: [C] ) als commanditaire vennoot, een commanditaire vennootschap aangegaan (hierna: [D] ). Hiervan is een akte (hierna: de CV-akte) opgemaakt. In deze CV-akte is, voor zover relevant, het navolgende bepaald:

“(…)

Naam, Doel, en Zetel

Artikel 1

1. De vennootschap draagt de naam: [D] en heeft tot doel voor gemeenschappelijke rekening uit te oefenen onderneming omvattend: advisering en begeleiding van fusies en overnames, advisering en begeleiding van private equity transacties.

2. (…)

Artikel 2

(…)

1. Zij is gevestigd te [B] , [a-straat 1] .

(…)

Bestuur en Beheer

Artikel 7

1. Elke beherende vennoot heeft het bestuur en het beheer van de vennootschap.

2. Elke beherende vennoot is bevoegd alle rechtshandelingen voor rekening van de vennootschap te verrichten, die redelijkerwijze tot de verwezenlijking van het doel dienstig kunnen zijn.

3. (…)

Boekjaar, Jaarrekening, Verdeling winst en verlies

Artikel 9

(…)

4. Aan elke beherend vennoot wordt jaarlijks vergoed, voor de door hem verrichte werkzaamheden, een bedrag groot € 10.000.

5. (…)

6. De winsten en verliezen worden door de vennoten genoten en gedragen als volgt:

a. door de beherend vennoot 85% en

b. door de commanditaire vennoot 15%.

(…)”

2.5.

Belanghebbende heeft als Group Managing Partner van [D] met zijn opdrachtgevers gecorrespondeerd en Term Sheets afgesloten op briefpapier van [D] , met vermelding van het adres [a-straat 1] te [B] . De facturen zijn aan de opdrachtgevers verzonden op briefpapier en op naam van [D] , onder vermelding van het bankrekeningnummer van [D] .

2.6.

Belanghebbende heeft twee vergelijkbare representative office agreements uit 2010 overgelegd. In de overeenkomst tussen [E] uit Suriname en [D] ( [D] ) is, voor zover relevant, het navolgende bepaald:

“A. [E] and [D] desire to formalize their existing verbal agreement into an agreement under which they will introduce each other to various commercial, investment, development and financing opportunities in South America, Latin America and Netherlands Antilles, (…)

C. [E] will act as “representative office” of [D] in the abovementioned region/countries.

(…)

This agreement shall be of the term of 10 years from the date hereof.

Office

During the term of this Agreement [D] can use the office and all facilities of [E] for all projects and potential projects in the countries and region as described under A.

(…)”

2.7.

Op 19 september 2012 heeft de echtgenote een intentieverklaring getekend waarbij zij heeft besloten een BV op te richten onder de naam [D] BV (hierna [D] BV). De aandelen zullen worden volgestort door middel van inbreng van de onderneming [D] . De onderneming wordt vanaf 1 januari 2012 voor rekening en risico van de BV gedreven. Op 26 oktober 2012 zijn de notariële akten tot oprichting van [D] BV, de uitgifte van aandelen in [D] BV en de inbrengakte ( [D] BV) verleden voor de notaris.

2.8.

Belanghebbende en de echtgenote hebben over de jaren 2009 tot en met 2011, na daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, geen aangiften IB/PVV gedaan.

2.9.

De Inspecteur heeft met dagtekening 25 januari 2012 aan belanghebbende voor de jaren 2009 en 2010 aanslagen IB/PVV opgelegd naar een verzamelinkomen van € 60.000 en aan de echtgenote voor deze jaren naar een verzamelinkomen van € 80.000.

2.10.

De Inspecteur heeft vanwege het uitblijven van aangiften IB/PVV van belanghebbende en de echtgenote in juni 2012 een onderzoek ingesteld naar hun inkomsten. Ten behoeve van dit onderzoek zijn bij de Rabobank bankafschriften opgevraagd van de rekeningen van belanghebbende, de echtgenote en van [D] . Uit deze bankafschriften heeft de Inspecteur de navolgende (minimale) omzetten uit de advieswerkzaamheden afgeleid:

2009 € 311.675

2010 € 302.568

2011 € 816.000

2.11.

De Inspecteur heeft met dagtekening 19 september 2012 een aanslag IB/PVV 2011 opgelegd naar een verzamelinkomen van € 700.000.

2.12.

Bij brief van 11 oktober 2012 heeft de Inspecteur toegelicht op welke wijze hij het inkomen uit [D] heeft berekend. Voor het jaar 2011 is op de bankrekening van [D] een totaalbedrag bijgeschreven van € 816.000. De Inspecteur heeft aan geschatte kosten voor reis- en verblijf € 10.000 per maand in aanmerking genomen. Afgerond heeft hij het inkomen 2011 berekend op € 816.000 minus € 116.000 = € 700.000. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV geen aftrek ter voorkoming van dubbele belasting in aanmerking genomen omdat geen sprake is van een vast middelpunt of vaste inrichting van waaruit de omzet wordt gegenereerd. Omdat het de Inspecteur niet duidelijk was voor wiens rekening en risico de onderneming werd gedreven en belanghebbende en de echtgenote geen aangifte IB/PVV hebben gedaan, heeft hij voor dit inkomen aanslagen opgelegd aan zowel belanghebbende als de echtgenote.

2.13.

In de brief van 11 oktober 2012 heeft de Inspecteur ook zijn voornemen kenbaar gemaakt voor het opleggen van navorderingsaanslagen over de jaren 2009 en 2010. De hoogte van het inkomen uit de advieswerkzaamheden heeft de Inspecteur als volgt berekend. Voor het jaar 2009 is een bedrag van € 311.675 op de bank ontvangen. Na aftrek van een bedrag aan geschatte kosten van € 111.675, resteert een bedrag aan inkomsten in 2009 van € 200.000. De gemachtigde heeft voor het jaar 2010 een resultatenrekening van [D] opgesteld, waaruit een nettowinst volgt van € 193.861. Daarbij is rekening gehouden met een dotatie aan een voorziening refundables van 30% van de omzet. De Inspecteur heeft de inkomsten voor 2010 berekend op € 259.411, bestaande uit de netto-omzet van € 193.861 en rekening houdend met een lagere dotatie aan een voorziening refundables, namelijk van 15% van de omzet. Daarnaast heeft de Inspecteur kenbaar gemaakt dat hij vergrijpboetes zal opleggen.

2.14.

Partijen hebben vervolgens over en weer gecorrespondeerd en pogingen gedaan om tot een compromis te komen. Dit is niet gelukt.

2.15.

De Inspecteur heeft vervolgens aan belanghebbende en de echtgenote de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV 2009 en 2010 opgelegd. Voor het jaar 2009 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een bedrag van € 260.000 aan inkomsten uit [D] in aanmerking genomen en bij de echtgenote € 200.000, voor het jaar 2010 een bedrag van € 285.636 en voor het jaar 2011 een bedrag van € 700.000.

2.16.

In de bezwaarfase van de onderhavige (navorderings)aanslagen heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende en de echtgenote het navolgende aan de Inspecteur bericht:

“(…)

Aan de hand van de gegevens welke cliënt aan ons heeft verstrekt, is over de jaren 2009 tot en met 2012 een overzicht opgesteld naar omzetten per land (zie bijlage).

Voor zover mij bekend is er (nog) geen belastingaangifte over de betreffende jaren gedaan in de genoemde landen. Naar mijn mening is dat niet relevant voor de toewijzing van heffingsrecht.

(…)

[D] OMZETTEN IN JAAR 2009

Australië

237.500,00

Verenigde staten

154.160,00

Guyana

22.500,00

Oostenrijk

32.500,00

Engeland

10.000,00

456.660,00

[D] OMZETTEN IN JAAR 2010

Kroatië

47.500,00

Zwitserland

42.500,00

Duitsland

59.500,00

Trinidad

37.500,00

Bulgarije

250.000,00

437.000,00

[D] OMZETTEN IN JAAR 2011

Oekraïne

150.000,00

Duitsland

87.500,00

Aruba

25.000,00

Suriname

55.000,00

Verenigde Staten

362.500,00

Abu Dhabi

175.000,00

855.000,00

(…)”

2.17.

In hoger beroep heeft belanghebbende de navolgende schriftelijke verklaring met dagtekening 1 februari 2017 overgelegd:

“(…) Hierbij verklaar ik gedurende de verslagperiode 2009-2011 als enige verantwoordelijk te zijn geweest voor alle voorkomende werkzaamheden van [D] C.V. Mijn werkzaamheden bestonden gedurende die tijd uit acquisitie gevolgd door voorbereiding- en uitvoering van diverse financieringstrajecten. Daarbij werd nauw samengewerkt met family trusts, juristen en overige dienstverleners. Is een opdracht eenmaal verworven dan vindt een due diligence plaats waarvoor ondergetekende de bouwstenen aanlevert. Na succesvolle afronding van het project blijf ik de contacten met de diverse relevante partijen verzorgen in het kader van de nazorg en met het oog repeats. Gelet op vorenstaande ben ik verantwoordelijk voor alle fiscale juridische en aanverwante zaken gedurende het gehele traject dat de opdracht loopt. Ik ben voorts aansprakelijk indien een opdracht niet naar behoren wordt opgeleverd dan wel achteraf blijkt van zaken die niet binnen het kader van de due diligence werden verantwoord. Ook draag ik het risico van het niet verkrijgen van opdrachten respectievelijk rust het debiteurenrisico op ondergetekende.”

2.18.

In hoger beroep heeft belanghebbende de navolgende schriftelijke verklaring met dagtekening 1 februari 2017 van de echtgenote overgelegd:

“(…) Hierbij verklaar ik dat gedurende de verslagperiode de onderneming van [D] C.V. gedreven werd door mijn echtgenoot. Op zijn persoonlijke conto werden overeenkomsten afgesloten, getekend en uitgevoerd. Binnen dat kader zijn mijn werkzaamheden beperkt tot die van ondersteunende aard. Hierbij valt te denken aan secretariële werkzaamheden, meer in het bijzonder administratieve handelingen, telefonisch contact met cliënten en het mede voorbereiden van buitenlandse reizen van mijn echtgenoot. Ook de post voor zover van toepassing werd door mij regelmatig verzorgd.”

2.19

Belanghebbende en de echtgenote verklaren over en weer akkoord te zijn met de inhoud van de verklaring van de ander.

3 Geschil

3.1.

In geschil is:

-

of de inkomsten uit de financieringswerkzaamheden aan belanghebbende dan wel aan de echtgenote moeten worden toegerekend;

-

of sprake is van omkering van de bewijslast en zo ja, of sprake is van een redelijke schatting;

-

en of daarbij rekening moet worden gehouden met aftrek ter voorkoming van dubbele belasting;

-

de vergrijpboetes.

3.2.

In hoger beroep is niet langer in geschil dat de Inspecteur over de jaren 2009 en 2010 een navorderingsaanslag mocht opleggen.

3.3.

Belanghebbende stelt zich in hoger beroep (uiteindelijk) op het standpunt dat hij alle financieringswerkzaamheden heeft verricht, zodat vanuit fiscaal oogpunt alle inkomsten daaruit aan hem moeten worden toegerekend. Hij is dus de ondernemer, terwijl aan de CV geen waarde moet worden toegekend. Voor alle door hem genoten inkomsten moet aftrek ter voorkoming van dubbele belasting worden verleend, omdat het heffingsrecht over deze inkomsten moet worden toegerekend aan de landen waar deze werkzaamheden zijn uitgeoefend. Er is namelijk sprake van een vaste inrichting of vast middelpunt in al deze landen.

3.4.

De Inspecteur stelt daartegenover dat belanghebbende geen aangifte heeft gedaan, hetgeen leidt tot omkering van de bewijslast. Hij stelt dat de onderneming door de echtgenote wordt gedreven, omdat alle financieringswerkzaamheden vanuit de CV worden verricht. Omdat geen duidelijkheid is verschaft hoeveel inkomsten belanghebbende en de echtgenote ieder afzonderlijk hebben genoten, concludeert de Inspecteur dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat en in hoeverre de aanslagen tot te hoge bedragen zijn opgelegd en dat sprake is van een redelijke schatting van de inkomsten. Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is niet aan de orde, omdat geen sprake is van een vaste inrichting of vast middelpunt buiten Nederland.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing