Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7007, 17/01396 t/m 17/01399

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7007, 17/01396 t/m 17/01399

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 augustus 2019
Datum publicatie
6 september 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:7007
Formele relaties
Zaaknummer
17/01396 t/m 17/01399

Inhoudsindicatie

BPM. Kampeerauto’s. Hoogte verschuldigde BPM.

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 17/01396, 17/01397, 17/01398 en 17/01399

uitspraakdatum: 27 augustus 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 8 november 2017, nummers AWB 16/6290, AWB 17/1547, AWB 17/1548 en AWB 17/1549, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Doetinchem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft in de periode 26 januari 2016 en 8 maart 2016 voor een viertal kampeerauto’s in totaal een bedrag van € 27.115 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan. In verband hiermee heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag BPM opgelegd. De tegen de naheffingsaanslag door belanghebbende gemaakte bezwaren, zijn door de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

1.2

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 8 november 2017 het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.4

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 februari 2019 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – mr. [B] bijgestaan door [C] .

1.5

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft tussen 26 januari 2016 en 8 maart 2016 aangifte voor de BPM gedaan voor vier kampeerauto’s, elk van het merk en type Fiat Ducato, met chassisnummers eindigend op 7358 (auto 1), 0519 (auto 2), 4259 (auto 3) en 8961 (auto 4). De auto’s 1, 3 en 4 hebben elk een datum van eerste toelating tussen 22 mei 2015 en 11 juni 2015 en hadden kilometerstanden variërend van 13.984 tot 21.885. Auto 2 heeft een datum van eerste toelating van 3 juni 2015, voor deze auto is op 24 februari 2016 aangifte voor de BPM gedaan en deze auto werd op 4 maart 2016 geregistreerd.

2.2

Belanghebbende heeft de aangiften gebaseerd op taxatierapporten, die zijn opgemaakt door een taxateur van [D] b.v. (hierna: de taxateur). De taxateur heeft de handelsinkoopwaarden van de kampeerauto’s telkens gebaseerd op de afschrijving van de gesloten bestelauto waarop de kampeerauto is gebaseerd en een bedrag in verband met schade afgetrokken. Voor drie van de vier kampeerauto’s bestaat deze schade nagenoeg alleen uit het feit dat het ex-huurauto’s (ex-rentals) zijn.

2.3

De Inspecteur heeft met dagtekening 4 mei 2016 de onderhavige naheffingsaanslag BPM opgelegd omdat hij van mening is dat de taxatierapporten niet de juiste handelsinkoopwaarden weergeven. De hoogte van de naheffing is gebaseerd op handelsinkoopwaarden bepaald op basis van de afschrijvingstabel die is opgenomen in artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: de Uitvoeringsregeling). De nageheven bedragen variëren van € 1.435 tot € 2.150 per kampeerauto. De totale naheffingsgaanslag bedraagt € 6.501

2.4

Het eerste onderzoek ter zitting van de Rechtbank heeft plaatsgevonden op 5 juli 2017. Bij brief van 7 juli 2017 heeft de Rechtbank partijen mededeling gedaan van haar beslissing van 5 juli 2017 om de behandeling van de zaak op de voet van artikel 8:64 Awb te schorsen en het vooronderzoek te heropenen. In de beslissing van de Rechtbank is het volgende vermeld:

“Verweerder heeft in het verweerschrift gesteld dat er voor onderhavige kampeerauto’s koerslijsten beschikbaar zijn. (…)

De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om het onderzoek ter zitting te schorsen en het vooronderzoek te heropenen teneinde:

- (…)

- partijen in de gelegenheid te stellen om in overleg de waarden van de vier kampeerauto’s te bepalen aan de hand van de koerslijsten”

2.5

Naar aanleiding van de schorsing en heropening van het vooronderzoek heeft schriftelijk overleg plaats gevonden tussen de gemachtigde en de Inspecteur. In haar e-mail van 12 juli 2017 aan de Inspecteur schrijft belanghebbende onder meer:

7358 Hier heb ik twee ‘koerslijsten’ meegestuurd. De eerste is daadwerkelijk het voertuig waar het om gaat (3500 kg). Het betreft hier nu echter een overjarig model. De tweede koerslijst betreft een bijna gelijksoortig voertuig (4000 kg). Deze is duurder dan de eerste. De nieuwprijs van de kampeerwagen in geschil bedraagt nu ongeveer € 100.000. Ik zou normaal gesproken voorstellen om vanuit de eerste koerslijst een correctie toe te passen om tot een waarde voor 2015 te komen en die procentuele afschrijving toe te passen op de nieuwprijs van de kampeerwagen in geschil. Dat komt in dit geval nagenoeg overeen met de afschrijving vanuit de tweede koerslijst. Ik wil dan ook voorstellen om in dit geval de tweede koerslijst te hanteren (nieuwprijs € 100.830, HIW € 71.475).

0519 Ook hier twee koerslijsten. (…) Ik zou voor deze (…) voor willen stellen om aan te sluiten bij de S 370 SL, FiDuc 35L 2.0 JTD85 (nieuwprijs € 65.595, HIW € 46.500).

4259 (…) Ik sluit dan ook aan bij deze koerslist (nieuwprijs € 47.517, HIW € 33.675)

8961 Deze komt niet voor in het boekje van 2016. (…) Ik heb dan ook gekeken naar het boekje van de eerste helft van 2017. Hier komt deze namelijk wel voor. Ik wil dan ook voorstellen om bij deze koerslijst aan te sluiten (nieuwprijs € 53.313, HIW € 37.800).”

In de bij deze e-mail meegezonden koerslijsten is met betrekking tot auto 1 (7358) in de eerste koerslijst (3500 kg) een nieuwprijs inclusief BTW vermeld van € 82.330 maar is voor 2015 geen handelswaarde vermeld, en is in de tweede koerslijst (4000 kg) een nieuwprijs inclusief BTW van € 100.830 vermeld en een handelswaarde voor 2015 van € 71.475.

2.6

Belanghebbende heeft de Rechtbank op 24 juli 2017 schriftelijk geïnformeerd overeenkomstig zijn e-mail van 12 juli 2017 aan de Inspecteur en daarbij onder meer verder aangegeven:

“(…)

Ik wijs er uitdrukkelijk op dat dit stuk énkel ziet op vaststelling van de handelsinkoopwaarden in onbeschadigde staat.

(…)

Kampeerwagen één (7358)

Zelf ben ik van mening dat de ‘tweede’ koerslijst het beste te hanteren is. Deze geeft een nieuwprijs van € 100.830 weer (hoger dan beide taxateurs) en een handelsinkoopwaarde van € 71.475. Dit geeft een afschrijving van 29,2% weer.

(…)

Tot slot merk ik nogmaals op dat deze koerslijsten niet langer worden geleverd. Waar we nu wellicht op basis van deze koerslijsten eruit zouden kunnen komen, ontstaat dit geschil vanaf nu weer van voor af aan. (…)”

2.7

Bij brief van 25 juli 2017 heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken van het Ministerie van Financiën (DRZ), met betrekking tot de auto’s nader bericht. Over auto 1 vermeldt het bericht van DRZ onder meer:

“* Het aangegeven voertuig komt niet in de koerslijst voor.

* Lookalike 1 van belanghebbende komt overeen met onze keuze”

Lookalike 1 betreft een Aviano i 728 G 35 109 Kw met een door DRZ vermelde consumentenprijs van € 82.330.

2.8

De Inspecteur heeft de Rechtbank dienaangaande bij brief van 1 augustus 2017 onder meer medegedeeld:

“(…) De vier kampeerauto’s komen niet voor in de koerslijst. Met betrekking tot de lookalikes geldt dat de bevindingen van DRZ over de kampeerauto’s 2, 3 en 4 met de gegevens van belanghebbende overeenkomen. Voor kampeerauto 1 is er wel een lookalike, maar moet op grond van de datum van aangifte, namelijk 26 januari 2016, de koerslijstuitgave van 2015/2016 worden gebruikt en niet de uitgave van februari 2016. (…)

(…)

Voor auto 1 heb ik de handelsinkoopwaarde op basis van de koerslijst vastgesteld op € 95.968 x (100% - 26,91%) = € 70.143 (…)”

2.9

In zijn nader stuk van 12 september 2017 aan de Rechtbank merkt belanghebbende dienaangaande onder meer op:

“Koerslijst en juiste uitgave (7358)

Zoals uit de reactie van de Inspecteur blijkt, bestaat er nu voor de eerste kampeerwagen discussie over welke uitgave te hanteren. De Inspecteur heeft echter de juiste uitgave gehanteerd. Daar de 2016 uitgave pas in februari 2016 wordt uitgegeven, kan deze in januari 2016 immers niet gehanteerd worden . (…)

Echter blijkt nu wel al dat men lang niet altijd de beschikking heeft over deze boekjes, laat staan over de juiste uitgave. (…)”

2.10

De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 8 november 2017 over de standpunten van partijen onder meer overwogen:

“4. Na de eerste zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de te hanteren uitgangswaarde van de kampeerauto’s in onbeschadigde staat. Daarbij hebben zij aan de hand van koerslijsten uit boekjes van Eurotaxglass’s de beste referenties gekozen. In discussie is nog of er redenen zijn om de handelsinkoopwaarden van de kampeerauto’s lager vast te stellen.”

2.11

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 8 november 2017 het beroep gegrond verklaard, en daarbij onder meer auto 1 aangemerkt als zogenoemde ‘schade-auto’ waarvoor aangifte BPM mocht worden gedaan op basis van een taxatie-rapport, de handelsinkoopwaarde van de auto 1 na waardevermindering in verband met schade conform het taxatierapport van belanghebbende vastgesteld op € 54.529 en de historische nieuwprijs (HNP) van die auto op € 82.330 en verder de auto’s 2,3 en 4 aangemerkt als ‘niet-schade-auto’s’ waarvoor partijen over de (in uitgangspunt) te hanteren koerslijstwaarden overeenstemming hebben bereikt, namelijk de door belanghebbende in haar berichten van 12 juli 2017 (2.5) en 24 juli 2017 (2.6) voor die auto’s vermelde bedragen voor handelsinkoopwaarden voor de auto’s onbeschadigde staat en HNP’s. Bij de berekening van de verschuldigde BPM van de kampeerauto’s 2, 3 en 4 heeft de Rechtbank geen waardedruk in aanmerking genomen vanwege het zijn van ex-rental van de kampeerauto’s of het ontbreken van een Nederlandstalig onderhoudsboekenpakket. Wel heeft de Rechtbank de handelsinkoopwaarden van de koerslijsten voor die auto’s nog met 5% gecorrigeerd omdat bij de bepaling van de waarde van het referentievoertuig van marge-auto’s dient te worden uitgegaan. De Rechtbank heeft de naheffingsgaanslag verminderd tot een naar een bedrag van € 4.453.

2.12

Belanghebbende heeft op 18 december 2017 hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

3.1.

In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de naheffingsaanslag BPM terecht en tot het juiste bedrag werd opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend. Daarnaast stelt belanghebbende in hoger beroep dat – in afwijking in zoverre van hetgeen de Rechtbank daarover heeft overwogen – haar gemachtigde slechts met het hanteren van de koerslijstwaarden van de auto’s in onbeschadigde staat akkoord is gegaan indien die koerslijsten tot uitgangspunt zouden kunnen dienen, hetgeen naar belanghebbende stelt, niet het geval is. Verder is onder meer in geschil of de berekening van de afschrijving van een kampeerauto kan worden gebaseerd op de afschrijving van de gesloten bestelauto waarop de kampeerauto is gebaseerd en of de auto’s 2, 3, en 4 kunnen worden aangemerkt als zogenoemde ‘schade-auto’s’ hetgeen belanghebbende stelt doch de Inspecteur bestrijdt. De te hanteren bedragen van de bruto-BPM van de kampeerauto’s zijn tussen partijen niet in geschil. Voor de specifieke geschilpunten met betrekking tot de verschillende kampeerauto’s wordt verwezen naar onderdeel 4 van deze uitspraak.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraak en van de naheffingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing