Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7699, 18/00604

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7699, 18/00604

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 september 2019
Datum publicatie
4 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:7699
Formele relaties
Zaaknummer
18/00604

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardevaststelling zwembad.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 18/00604

uitspraakdatum: 24 september 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 mei 2018, nummer UTR 17/1702, ECLI:NL:RBMNE:2018:2563, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] , per waardepeildatum 1 januari 2016 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 3.440.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag in de onroerendezaakbelasting ter zake van het gebruik van de onroerende zaak voor het jaar 2017 vastgesteld op € 5.077,44.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

Belanghebbende is gebruiker van een aan de gemeente Utrechtse Heuvelrug in eigendom toebehorend object bestaande uit een zwembad met een overdekte glijbaan, een fitnessaccommodatie, stoomcabines, een sportcafé, en een openluchtbad met overdekte glijbaan, ligweide en een ruim speelterrein. De gebruiksoppervlakte van het object (hierna in zijn geheel aan te duiden als: het zwembad) is 5.213 m². Het binnenbad is gebouwd in 1981, het buitenbad in 1990.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van het zwembad per de waardepeildatum te hoog heeft vastgesteld, en in het bijzonder of bij de waardebepaling ten onrechte rekening is gehouden met een verlengde levensduur en of de invloed van functionele veroudering onvoldoende in aanmerking is genomen, welke vragen belanghebbende bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend beantwoordt.

3.2.

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het zwembad na de initieel bepaalde technische levensduur zijn restwaarde heeft bereikt en dat uitsluitend indien tussentijds een ingrijpende verbouwing of renovatie heeft plaatsgevonden - hetgeen zich in dezen niet heeft voorgedaan - bij de waardebepaling een levensduurverlenging in aanmerking kan worden genomen. Voorts stelt zij dat blijkens het door haar overgelegde taxatierapport van 22 februari 2019, opgesteld door de taxateur [A] , sprake is van een aantal belemmeringen in de gebruiksmogelijkheden, waarmee bij de waardebepaling geen rekening is gehouden. Verder staat zij een correctie wegens excessieve gebruikskosten voor. Belanghebbende concludeert - na wijziging van haar standpunt in de loop van het geding - tot een waarde per de waardepeildatum van € 2.388.000, overeenkomstig het door haar overgelegde taxatierapport.

3.3.

De heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist. Hij concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing