Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7701, 18/00821 t/m 18/00828

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:7701, 18/00821 t/m 18/00828

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 september 2019
Datum publicatie
4 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:7701
Formele relaties
Zaaknummer
18/00821 t/m 18/00828

Inhoudsindicatie

IB/PVV en OB. Diverse correcties naar aanleiding van een boekenonderzoek. Vergrijpboetes.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 18/00821 tot en met 18/00828

uitspraakdatum: 24 september 2019

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van de rechtbank Gelderland van 27 juli 2018, nummers AWB 16/7637 tot en met 16/7642, ECLI:NL:RBGEL:2018:3332, en nummers AWB 16/7643 en 16/7644, ECLI:NL:RBGEL:2018:3333, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Enschede (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

Uitspraak Rechtbank met nummers AWB 16/7637 tot en met 16/7642

1.1.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2010, 2011 en 2012 (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente (2010 en 2011) dan wel belastingrente (2012) berekend en is voor de jaren 2010 en 2011 een boete opgelegd.

1.2.

Aan belanghebbende zijn over de jaren 2010, 2011 en 2012 (navorderings)aanslagen inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente (2010 en 2011) dan wel belastingrente (2012) berekend.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de (navorderings)aanslagen en de beschikkingen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard voor zover het ziet op de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2012 en ZVW 2010, 2011 en 2012, het beroep voor het overige gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur met betrekking tot de jaren 2010 en 2011 vernietigd (behoudens de uitspraken die zien op de ZVW) en de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 en 2011 en de daarbij horende heffingsrente en boeten verminderd.

Uitspraak Rechtbank met nummers AWB 16/7643 en 16/7644

1.5.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 juli 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd.

1.6.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 30 september 2014 een naheffingsaanslag OB opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.

1.7.

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de onder 1.5. bedoelde naheffingsaanslag en beschikkingen gehandhaafd en de onder 1.6. bedoelde naheffingsaanslag en beschikkingen verminderd.

1.8.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de boeten en de boeten ambtshalve verminderd.

Beide uitspraken

1.9.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een eenmanszaak. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een belasting- en bedrijfseconomisch advieskantoor onder de naam [A] . De echtgenote van belanghebbende is directeur-grootaandeelhouder van [B] B.V., die een accountantsbureau exploiteert.

2.2.

Op 12 juni 2012 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2010 ingediend. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 6.194 en bestaat uit belastbare winst uit onderneming. De definitieve aanslag IB/PVV 2010 is met dagtekening 28 juni 2013 conform de aangifte vastgesteld. De definitieve aanslag ZVW 2010 is eveneens met dagtekening 28 juni 2013 vastgesteld.

2.3.

Op 5 juni 2013 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2011 ingediend. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning bedraagt € 1.814 en bestaat uit belastbare winst uit onderneming. De definitieve aanslag IB/PVV 2011 is met dagtekening 14 november 2014 conform de aangifte vastgesteld. De definitieve aanslag ZVW 2011 is eveneens met dagtekening 14 november 2014 vastgesteld.

2.4.

Op 30 april 2014 heeft belanghebbende de aangifte IB/PVV 2012 ingediend. Het aangegeven verzamelinkomen bedraagt € 0.

2.5.

Op 17 november 2014 is bij belanghebbende een boekenonderzoek aangevangen. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2010 tot en met 2012 en van de aangiften OB over de tijdvakken van 1 juli 2011 tot en met 30 september 2014. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een rapport met dagtekening 16 februari 2016 (hierna: het rapport). Geconstateerd is onder meer dat de verwerkte administratie niet aansluit met de winstaangiften en de aangiften OB, dat er geen deugdelijke urenadministratie van de advieswerkzaamheden is en dat vaste urentarieven ontbreken. Verder is geconstateerd dat belanghebbende het onderhanden werk schattenderwijs bepaalt en dat van een aantal als zakelijke kosten verantwoorde uitgaven de facturen ontbreken.

2.6.

In het rapport is een groot aantal correcties voorgesteld, waarvan de correcties 1 tot en met 25 betrekking hebben op de IB/PVV. Op basis van de correcties en na aftrek van de zelfstandigenaftrek en de MKB-winstvrijstelling bedraagt de gecorrigeerde belastbare winst voor 2010, 2011 en 2012 achtereenvolgens € 56.339, € 46.303 en € 26.529. In het rapport is aangekondigd dat over de jaren 2010 en 2011 navorderingsaanslagen IB/PVV en ZVW worden opgelegd en dat tevens een boete van 25% wordt opgelegd wegens (ten minste) grove schuld. Verder is aangekondigd dat de aanslagen IB/PVV en ZVW 2012 zullen worden vastgesteld in afwijking van de aangifte.

2.7.

De in het rapport voorgestelde correcties 26 tot en met 34 hebben betrekking op de OB. In het rapport is aangekondigd dat in verband daarmee tot naheffing wordt overgegaan en dat een boete van 25% wordt opgelegd wegens grove schuld. De onder 1.5. bedoelde naheffingsaanslag OB betreft uitsluitend een correctie wegens privégebruik auto.

2.8.

De Rechtbank heeft de correcties 23 en 24 (niet-aftrekbare kosten en lasten voor de jaren 2010 en 2011) geschrapt, omdat zij aannemelijk heeft geacht dat de correcties voor verblijf- en representatiekosten (correcties 8 en 9) mede zien op de eerstgenoemde categorie en de correcties voor verblijf en representatie hoger zijn dan het in artikel 3.15 Wet IB 2001 bedoelde forfait. De Rechtbank heeft het belastbare inkomen uit werk en woning voor de jaren 2010 en 2011 verminderd en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Voorts heeft de Rechtbank de boeten verminderd. Eerst overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslagen en vervolgens met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn. Tot slot heeft de Rechtbank belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 501 (1 punt) en de Inspecteur gelast het griffierecht te vergoeden. Inzake de OB heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard en de boeten ambtshalve verminderd met 10% wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3 Geschil

In geschil is of belanghebbende voor zijn onderneming meer aftrekbare kosten heeft gemaakt dan de kosten die al in aftrek zijn toegelaten (IB/PVV en ZVW) en of de OB wegens privégebruik auto correct is berekend. Voorts zijn de vergrijpboeten in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing