Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:909, 17/01335

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-02-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:909, 17/01335

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 februari 2019
Datum publicatie
15 februari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:909
Formele relaties
Zaaknummer
17/01335

Inhoudsindicatie

OB. Herziening voorbelasting (artikel 15, vierde lid, Wet OB 1968). Belanghebbende heeft het recht om in het jaar van ingebruikneming de bij de aanschaf van onroerende zaken in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek te brengen.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 17/01335

uitspraakdatum: 5 februari 2019

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 november 2017, nummer AWB 16/6229, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 17.647. Bij beschikkingen is € 1.328 belastingrente berekend en is een boete van € 750 opgelegd.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2018. De zaak is met toestemming van partijen tegelijkertijd behandeld met de zaak van [A] (hofnummer 17/01336). Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat op 29 november 2018 aangetekend aan partijen is verzonden. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten, maar partijen de gelegenheid geboden een compromis te beproeven. Nadat partijen het Hof hebben meegedeeld dat het sluiten van een compromis niet is gelukt, heeft het Hof aangekondigd uitspraak te zullen doen.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 20 april 2006 de eigendom gekregen van tien percelen grond in het park [B] te [C] voor € 420.168,07 vermeerderd met € 79.831,93 aan omzetbelasting, ofwel € 500.000. Belanghebbende heeft de omzetbelasting niet in aftrek gebracht.

2.2.

Belanghebbende en de verkoper van de percelen, Bungalowpark “ [D] ” B.V. (hierna: de BV), hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot de ontwikkeling en verkoop van de percelen. In de overeenkomst staat dat partijen tot doel hebben op de percelen stacaravans met toebehoren te bouwen en die vervolgens te verkopen. Overeengekomen is voorts dat de BV alle ontwikkelingsactiviteiten zal uitvoeren en dat alle kosten voor haar rekening komen. Het netto verkoopresultaat van de ontwikkelde percelen zal gelijkelijk tussen partijen worden gedeeld. Vanwege economische omstandigheden is de ontwikkeling niet tot stand gekomen.

2.3.

Op 8 februari 2013 heeft belanghebbende twee percelen geleverd aan de BV voor een prijs van € 84.033,62 vermeerderd met € 17.647,06 aan omzetbelasting, ofwel € 101.680,68. Belanghebbende heeft de omzetbelasting niet op aangifte voldaan.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende de voorbelasting kan herzien op basis van artikel 15, vierde lid, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Voorts is de boete in geschil.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing