Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9131, 18/00268 en 18/00269

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:9131, 18/00268 en 18/00269

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 oktober 2019
Datum publicatie
1 november 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:9131
Formele relaties
Zaaknummer
18/00268 en 18/00269

Inhoudsindicatie

De heffingsambtenaar slaagt in het leveren van het bewijs dat de WOZ-waarde van een 4 sterren hotelaccommodatie niet te hoog is vastgesteld.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummers 18/00268 en 18/00269

uitspraakdatum: 29 oktober 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z]

en

[Y] B.V. te [A] (hierna gezamenlijk ook: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2018, nummers LEE 16/4303 en 16/4306, in het geding tussen belanghebbenden en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordenveld (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Ten name van ieder van belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [B] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2015, voor het jaar 2016, vastgesteld op € 1.339.000. Tegelijk met deze beschikkingen zijn de aanslagen in de onroerendezaakbelasting voor 2016 voor het eigenaarsgedeelte en het gebruikersgedeelte vastgesteld.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van ieder van beide belanghebbenden bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbenden zijn beiden tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft ten aanzien van beide belanghebbenden het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Belanghebbenden hebben brieven met dagtekening 19 april 2019 en 19 juni 2019, welke laatste brief is voorzien van stukken, ingestuurd.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

[X] B.V. en [Y] B.V. zijn respectievelijk eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.

2.2.

De onroerende zaak betreft een in [B] gelegen 4 sterren hotelaccommodatie genaamd “ [C] ”, die omstreeks 1988 is gebouwd en in 2005 is uitgebreid. Het complex, met een totale vloeroppervlakte van 4.445 m², omvat onder meer hotelkamers, restaurants, café/bars, een ontspanningsruimte, een kantoorruimte en een kegelbaan. De totale kaveloppervlakte van de tot de onroerende zaak behorende kadastrale percelen bedraagt 5.402 m² (4.990 m² en 412 m²).

3 Geschil

3.1.

In geschil is de vastgestelde waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2015. Tevens is in geschil of belanghebbenden recht hebben op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

3.2.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 1.199.000 en tot een veroordeling van de heffingsambtenaar tot vergoeding van de door belanghebbenden geleden immateriële schade van in totaal € 500 (€ 250 aan ieder van belanghebbenden). De gemachtigde van belanghebbenden heeft ter zitting van het Hof zijn standpunt ten aanzien van de objectafbakening laten varen.

3.3.

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing