Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10022, 19/00759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10022, 19/00759

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
11 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10022
Zaaknummer
19/00759

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting. Heeft belanghebbende de woning op meer dan 90 dagen voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar gehouden?

Uitspraak

locatie Arnhem

nummer 19/00759

uitspraakdatum: 1 december 2020

Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 2 mei 2019, nummer AWB 18/1321, in samenhang met de hersteluitspraak van 10 mei 2019, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ommen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2017 een aanslag forensenbelasting opgelegd.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft op 2 mei 2019 het beroep ongegrond verklaard. Op 10 mei 2019 heeft de Rechtbank een hersteluitspraak gedaan.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De heffingsambtenaar heeft een conclusie van dupliek ingezonden.

1.6.

Het Hof heeft vervolgens bepaald dat een zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het Hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het Hof heeft partijen schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak [a-straat] 10-015 te [A] , gemeente Ommen (hierna: de woning). De woning is een recreatiewoning die is gelegen op het terrein van Buitenplaats ‘ [B] ’.

2.2.

Belanghebbende heeft de woning in beheer gegeven voor verhuur en toezicht aan [C] , handelend onder de naam [D] .

2.3.

Belanghebbende heeft met [C] op 28 december 2017 met betrekking tot de woning een beheerovereenkomst gesloten (hierna: beheerovereenkomst). In de beheerovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende overeengekomen:

“3. De eigenaar stelt de vakantiewoning exclusief aan de beheerder ter beschikking, compleet gemeubileerd, gestoffeerd en gebruiksklaar. De beheerder is gehouden tot een maximale inspanningsverplichting om een zo hoog mogelijke bezettingsgraad te bereiken.

4. De beheerder houdt toezicht op - en neemt notitie van - de mate van gebruik van de vakantiewoning door de eigenaar. In geen geval zal dit gebruik op jaarbasis het aantal van 90 dagen mogen overschrijden, ook niet bij leegstand wegens het ontbreken van huurders.

5. Een verhuurmogelijkheid zal te allen tijde voorrang hebben boven het eigen gebruik door de eigenaar. De voor eigen bewoning gereserveerde datum of periode zal worden geannuleerd, zodra de beheerder met een huurder een overeenkomst voor dezelfde dag of periode heeft gesloten. (…)”.

2.4.

Op 20 februari 2018 heeft [C] het volgende schriftelijk verklaard:

“De eigenaar [X] heeft met zijn verbonden gezin de woning (…) blijkens zijn administratie 79 dagen gebruik gemaakt van zijn woning.”.

2.5.

Op 23 juli 2018 heeft [C] het volgende schriftelijk verklaard:

“Op 28 December 2017 wert in een schriftelijke overeenkomst de Zakelijke verhouding vast gelegd, tussen hem en een aantal verhurende eigenaren.

De ondergetekende verklaart dat hetgeen in gemelde overeenkomst is opgenomen volledig is met de eerder mondeling afgesproken onderlinge spelregels geldend voor 28 December 2017.

In de bestaande Rechtsverhouding heefd dus geen wijziging Plaatsgevonden.”.

2.6.

Aan belanghebbende is op 31 januari 2018 over het belastingjaar 2017 voor de woning een aanslag forensenbelasting (hierna: de aanslag) opgelegd van € 1.632. In bezwaar en beroep is de aanslag gehandhaafd.

2.7.

De raad van de gemeente Ommen (hierna: de gemeenteraad respectievelijk de gemeente) heeft in de openbare vergadering van 3 december 2015 de Verordening forensenbelasting 2016 (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is bekend gemaakt in het Gemeenteblad van de gemeente van 22 december 2015, nr. 1500861. De Verordening is in werking getreden op 30 december 2015 en van kracht tot 1 januari 2018. In de Verordening is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning:

een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet (…).

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1. Onder de naam “'forensenbelasting” wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

(…)

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld.

2. In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting geheven naar de waarde.

3. De vaststelling van de waarde bedoeld in het tweede lid geschiedt overeenkomstig de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet, met dien verstande dat daarbij artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toegepast.

4. De forensenbelasting bedraagt per jaar voor een in artikel 1 bedoelde gemeubileerde woning en

a. die deel uitmaakt van een belastingobject waarvan de waarde in het economisch verkeer is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken € 227,-.

b. waarvan de waarde in het economisch verkeer niet is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken met een waarde in het economisch verkeer en waarvan de waarde in het economisch verkeer:

1.

minder is dan € 60.000,-

761,-

2.

€ 60.000,- of meer, maar minder dan € 100.000,-

1.033,-

3.

€ 100.000,- of meer, maar minder dan € 140.000,-

1.330,-

4.

€ 140.000,- of meer

1.632,-

(…)

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

(…)

Artikel 11 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

(…)”.

2.8.

In de Verordening Toeristenbelasting 2015, die geldig was tot 1 januari 2018, is in artikel 3 het volgende bepaald:

“De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

(…)

3. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;”.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de aanslag terecht en, zo ja, tot het juiste bedrag, is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil:

  1. of belanghebbende de woning op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zichzelf of zijn gezin beschikbaar heeft gehouden in de zin van artikel 2, lid 1, van de Verordening;

  2. als de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord of de heffingsambtenaar de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden, waardoor hij van belanghebbende geen forensenbelasting mag heffen; en

  3. als de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord of de Verordening, in strijd met het gelijkheidsbeginsel, onderscheid maakt tussen gemeubileerde woningen op de grond dat zij al dan niet onderdeel zijn van een recreatieterrein als bedoeld in artikel 16, aanhef en onderdeel e, Wet WOZ, waardoor het tarief moet worden gesteld op € 227.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing