Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10023, 19/00840 en 19/00841

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-12-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:10023, 19/00840 en 19/00841

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
11 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:10023
Formele relaties
Zaaknummer
19/00840 en 19/00841

Inhoudsindicatie

Invordering. Aanmaningskosten en betekeningskosten dwangbevel.

Uitspraak

locatie Arnhem

nummers 19/00840 en 19/00841

uitspraakdatum: 1 december 2020

Uitspraak van de eenentwintigste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 mei 2019, nummers AWB 18/6508 en AWB 18/6787, in het geding tussen belanghebbende en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de invorderingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij de invordering van de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) en rioolheffing (hierna gezamenlijk ook te noemen: gemeentelijke belastingen) voor de belastingjaren 2016 en 2017 heeft de invorderingsambtenaar bij beschikkingen van 25 augustus 2018 en 29 september 2018 aan belanghebbende aanmaningskosten respectievelijk dwangbevelkosten in rekening gebracht.

1.2.

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de invorderingsambtenaar twee keer (op 10 oktober 2018 en op 30 oktober 2018) bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de zaken geregistreerd onder de nummers AWB 18/6508 (uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2018) en AWB 18/6787 (uitspraak op bezwaar van 30 oktober 2018). De Rechtbank heeft het beroep in de zaak AWB 18/6508 ongegrond verklaard en het beroep in de zaak AWB 18/6787 niet-ontvankelijk verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de zaken geregistreerd onder de nummers 19/00840 (Rechtbank: AWB 18/6508) en 19/00841 (Rechtbank: AWB 18/6787).

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Door belanghebbende zijn duplicaat aanslagbiljetten afvalstoffenheffing 2016 (dagtekening 27 februari 2016) en 2017 (dagtekening 28 februari 2017) overgelegd. In de linker bovenhoek staat vermeld: "DUPLICAAT AANSLAGBILJET EN WOZ-BESCHIKKING". De tekst van het aanslagbiljet luidt:

Aanslagbiljet 2016

"Heffingen

Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag

Afvalstoffenheffing 01-01-2016 [a-straat] 14 € 181,68

31-12-2016 Eenpersoonshuishouden"

Aanslagbiljet 2017

"Heffingen

Heffing Tijdvak Omschrijving Bedrag

Afvalstoffenheffing 01-01-2017 [a-straat] 14 € 182,28

31-12-2017 Eenpersoonshuishouden"

2.2.

Met dagtekening 31 maart 2017 is op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 14 te [a-straat] , per waardepeildatum 1 januari 2015, voor het jaar 2016 vastgesteld op € 187.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) 2016 tot een bedrag van € 374,56 en rioolrecht [het Hof begrijpt: rioolheffing] 2016 tot een bedrag van € 184 opgelegd. Per saldo derhalve een tot totaal bedrag van € 558,56. De aanslag en de beschikte waarde staan op één aanslagbiljet.

2.3.

Met dagtekening 31 maart 2017 is op grond van de Wet WOZ de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 14 te [a-straat] , per waardepeildatum 1 januari 2016, voor het jaar 2017 vastgesteld op € 189.000. Tegelijk met deze beschikking is de aanslag OZB 2017 tot een bedrag van € 377,81 en rioolrecht [het Hof begrijpt: rioolheffing] 2017 tot een bedrag van € 184,84 opgelegd. Per saldo derhalve een totaal bedrag van € 562,65. De aanslag en de beschikte waarde staan op één aanslagbiljet.

2.4.

Met dagtekening 5 januari 2018 zijn bij uitspraken op bezwaar de bezwaren van belanghebbende tegen de WOZ-beschikkingen (zie 2.2. en 2.3.) niet-ontvankelijk verklaard.

2.5.

Met dagtekening 25 augustus 2018 heeft de invorderingsambtenaar belanghebbende een tweetal aanmaningen verzonden om de aanslagen gemeentelijke belastingen 2016 en 2017 respectievelijk tot een bedrag van € 558,56 en € 562,65 binnen twee weken te voldoen. Daarbij is tweemaal een bedrag van € 16 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.

2.6.

Met dagtekening 29 september 2018 zijn aan belanghebbende een tweetal dwangbevelen uitgevaardigd met bevel tot betaling van de aanslagen gemeentelijke belastingen 2016 en 2017 (zie 2.2. en 2.3.). Hierbij is tweemaal een bedrag van € 85 aan dwangbevelkosten in rekening gebracht.

2.7.

Bij brieven van 3 oktober 2018 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de kosten van de aanmaningen en dwangbevelen. Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift verzocht om uitstel van betaling tot op het bezwaar is beslist.

2.8.

Bij uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2018 heeft de invorderingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en de kosten van de aanmaningen en dwangbevelen gehandhaafd.

2.9.

Bij (tweede) uitspraak op bezwaar van 30 oktober 2018 heeft de invorderingsambtenaar de bezwaren van belanghebbende tegen de dwangbevelen (nogmaals) ongegrond verklaard.

2.10.

De Rechtbank heeft op 9 mei 2019 uitspraak gedaan (zie 1.3.) en het beroep in de zaak AWB 18/6508 ongegrond en het beroep in de zaak AWB 18/6787 niet-ontvankelijk verklaard.

2.11.

Het hoger beroepschrift van belanghebbende is op 25 juni 2019 bij het Hof binnengekomen.

3 Geschil

In geschil zijn de onderhavige aanmanings- en dwangbevelkosten. In de zaak 19/00841 is in geschil of de Rechtbank het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing